Ambassadeurs of toeristen?

Een van de dingen waarover ik mij zorgen maak, is dat we in de kerk heel druk zijn met (missionaire) activiteiten, commissies en vacatures, dat we vergeten dat onze roeping is: ambassadeurs van Christus te zijn. Dat wij op ons werk, thuis, in familie, op verjaardag, in vriendenkring Christus vertegenwoordigen, in wat we zeggen en doen.

Daarom trof me het getuigenis van Ludmilla zo. Ze is een 82-jarige weduwe uit het atheïstische Tsjechië. Ze heeft haar hart en huis opengesteld voor mensen die een luisterend oor of gebed nodig hebben. Naast haar deur staat bordje met daarop de woorden ‘Ambassade van het koninkrijk der hemelen’. Ze heeft veel dingen in haar leven meegemaakt: twee oorlogen moeten trotseren en haar man is al geruime tijd overleden. Maar – zo zegt ze – ‘in de Bijbel staat 365 keer: ‘Vrees niet’, waarom zou ik dan bang zijn?’. Veel christenen hebben het land verlaten; dit breekt haar hart. Daarom wil ze getuige van de liefde van God zijn. Ze wil ambassadeur zijn van Christus. Mijn huis – zegt ze – is een uitbreiding, een ‘dependance’ van het Koninkrijk van God. Het staat open voor mensen in nood, voor hen die hemelse hulp nodig hebben. Terwijl ze koffie en thee serveert, luistert ze naar wat mensen haar vertellen. Na afloop bidt ze voor de mensen dat Gods Geest hen verder helpt en het Koninkrijk van Christus zich in hun levens uitbreidt. Zo eenvoudig, maar tegelijk zo krachtig.

Gewone mensen, die voor God beschikbaar zijn, met gaven en talenten, en ook met hun beperkingen. Het bijzondere van de roeping van de 70 (72) in Lucas 10 is, dat we daar hetzelfde zien gebeuren. Gewone mensen worden door Jezus uitgezonden om Hem te vertegenwoordigen. Ze gaan als ambassadeurs van Jezus de huizen en de steden langs om het goede nieuws bekend te maken. In het vorige hoofdstuk lezen we hetzelfde van de 12 apostelen. Zij worden door Jezus uitgezonden. Ze moeten op pad gaan om het Koninkrijk van God te prediken, demonen uit te werpen en zieken te genezen. Jezus geeft ze volmacht om dit in Zijn naam te doen. Als we alleen hoofdstuk 9 hadden gehad, dan was deze missie beperkt geweest tot de twaalf apostelen. Het bijzondere van Lucas 10 is dat Jezus deze missie verbreedt. Hij schakelt zeventig anderen in en laat ze delen in dezelfde volmacht (vs. 19), ze zijn geroepen om mensen van demonen te bevrijden (vs. 19), zieken te genezen (vs. 9) en te verkondigen dat het Koninkrijk van God dichtbij is gekomen (vs. 9 en 11). Net als de twaalf apostelen, worden de zeventig door Jezus met dezelfde missie uitgezonden. Hier zien we al iets van wat met Pinksteren gebeurt. Dat de Geest mannen en vrouwen inschakelt om het goede nieuws verder te brengen.

Wat valt er te zeggen over de opdracht? Er zit haast bij de opdracht. Ze mogen niet veel meenemen: geen beurs, geen reiszak, geen extra sandalen (vs. 4). Ze mogen niemand onderweg groeten. Dat wil zeggen: niet gaan stil staan, en bij elke bekende een praatje maken of even wat gaan drinken. Zoals dat in het Oosten gebruikelijk was. Nee, ze hebben een missie en daar moeten ze op gericht zijn. Ze gaan op pad als ambassadeurs van de Koning. Dat besef klink in heel dit hoofdstuk door. De naam ‘Jezus’ wordt hier niet gebruikt, maar steeds lezen we Here (vs. 1; 2;17). Het accent ligt op Zijn macht en Majesteit. Jezus zendt ze twee aan twee uit om voor Zijn aangezicht te gaan. Ik stel me voor dat het als bij de twaalf Jezus ze bij zich roept, en dat dit het moment is dat Hij ze volmacht geeft (zie vers 19: Ik geef jullie macht over alle kracht van de vijand). Ze gaan als lammeren te midden van wolven. Geen gemakkelijk avontuur. Maar voordat ze weggaan, is er eerst de bemoediging: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde, ga dan heen …(Mat. 28). Misschien legt Jezus ze wel de handen op. Zo gaan ze op pad als Zijn ambassadeurs. Zo is het trouwens nog steeds. Als gelovigen delen we in de opdracht van de zeventig om het evangelie te verkondigen, in woorden en daden, zieken te genezen en demonen uit te werpen. God kennen is een gave en een opgave. God heeft ons niet op deze wereld geplaatst om daar als toerist rond te hangen. Nee, we zijn ambassadeurs van Jezus!

Wat is de opdracht? De zeventig gaan de steden binnen (vs. 8) op zoek naar huizen (vs. 5) waar ze welkom zijn. En als er ergens een zoon van vrede is, dat wil zeggen: als er ergens iemand is die openstaat of bij wie ze welkom zijn, dan mogen ze daar binnengaan. En het eerste dat ze moeten zeggen is: vrede zij u, vrede zij dit huis. Dat was de groet die Jezus zelf ook uitsprak, als Hij mensen ontmoette: vrede zij u. De shalom die Jezus bereid heeft, mogen ze doorgeven en uitdelen. Wanneer ze de huizen van mensen binnengaan, komt het koninkrijk van God mee. Dat is de betekenis van het zinnetje ‘Het koninkrijk van God is dicht bij u gekomen’ (vs. 9, 11). Letterlijk staat er: het koninkrijk van God is op u gekomen. De zeventig zijn ambassadeurs. Met hun komst komt de heelmakende Shalom de levens van de mensen en hun huizen binnen. En dat wordt zichtbaar. Gebonden mensen worden bevrijd, zieken genezen. Gods heil maakt dingen heel: mensen knappen op, relaties worden hersteld, mensen komen in de vrijheid, ontvangen moed, hoop en (innerlijke) genezing.

Dat is dus de bedoeling van Jezus voor zijn volgelingen. Als je mensen thuis uitnodigt om te eten, als je bij je buren langs gaat, als je als ouderling iemand opzoekt uit je kaartenbak, als je op kraambezoek gaat, verjaardagsvisite van een vriendin of collega, of als je een vluchteling bezoekt, dan komt met jou de vrede van God mee. Want je bent geen toerist, maar Zijn ambassadeur. Je mag uitdelen en doorgeven wat je van Jezus ontvangen hebt. Als ambassadeur besef je diep: het beste wat ik die ander kan geven, komt bij Jezus vandaan. Elk bezoek doe je biddend: Heer, laat uw licht en uw liefde schijnen, hier op deze plek, want waar u bent zal de nacht verdwijnen. Zo breidt Gods shalom zich uit in de wereld, op al die plekken waar het nog nacht is.

Als ik aan de kerk denk, dan denk ik aan de kring van volgelingen van Jezus, die maar één verlangen hebben: ambassadeurs zijn van de Koning! Net als de 82jarige Ludmilla. Haar huis en hart opengesteld voor mensen om haar heen. Naast haar deur hangt een bordje: ‘Ambassade van het Koninkrijk der hemelen’. Zou je het aandurven om jezelf en je je huis zo beschikbaar te stellen voor Jezus? Durf je het aan om ambassadeur te zijn van Jezus of ben je liever gewoon toerist? Ik hoop het eerste!

Dr. Gerrit Vreugdenhil, Sint Janskerk te Gouda

Hier de digitale versie van dit artikel: EW Ambassabeurs aug 2018

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *