Geestelijke vrijheid (serie Galaten 3)

Schriftlezing: Galaten 2:1-14 - Galaten 5:1-6
Datum: 4 juni 2017
Download PDF


1. Altijd maar schroom

Herkent u dat? Je zit in de dienst, je wordt geraakt door een psalm of een lied, en je zou je handen wel van verlangen naar God willen uitstrekken, maar je doet het niet. De mensen zien je al staan.

Je wordt geraakt door de preek en je bent er nog vol van en bij het koffiedrinken zou je tegen iedereen wel willen zeggen hoe goed God is, maar je staat bij een tafeltje en er komt geen woord uit je mond.

Je zou na de dienst wel gebed willen vragen voor je zelf of iemand uit je gezin, maar toch zet je de stap niet. Want iedereen ziet dat je gebed vraagt en straks vragen ze nog wat er aan de hand is, en ja dat wil je niet. En je besluit alles maar voor jezelf te houden.

Het is avondmaal. Je zou wel willen aangaan, maar er is steeds dat stemmetje van je moeder of vader: daar gaan ze zomaar aan. En je blijft zitten.

Je wordt in een dienst door God aangeraakt, de preek leek voor jou geschreven, en je denkt, als ik thuis ben stuur ik de dominee een mail, maar dan kom je thuis en beginnen de aarzelingen. Hij ziet me al komen. Hij heeft het vast druk. En je doet het niet.

Je zit op een bijbelkring, en iemand vertelt iets heftigs, en je voelt dat dit je hart raakt, je zou wel willen opstaan en naast die persoon gaan staan om je armen om hem of haar heen te slaan, en voor hem of haar te bidden, maar je blijft zitten. Je doet het niet. De anderen zullen het wel gek vinden.

Je collega op je werk vertelt iets over haar huwelijk of kinderen, je zou iets willen zeggen van wat jij van God hebt geleerd, maar je doet het niet. Ze zal er toch wel niet voor openstaan, denk je zachtjes.

Schroom. Verlegenheid. Mensenvrees. Gewoonte. Allemaal dingen die je kunnen belemmeren om geestelijk in de vrijheid te staan en een stap in geloof te zetten.

2. Vrijheid aangevochten: Paulus worsteling

We horen vanmiddag Paulus met vaste stem zeggen in Galaten 5 ‘sta dan vast in de vrijheid waarmee Christus ons heeft vrijgemaakt’. Hij doet een oproep om te staan in de geestelijke vrijheid. Maar zo gemakkelijk is dat niet. Het feit dat Paulus er zoveel nadruk op legt, laat zien dat het blijkbaar niet eenvoudig is om eruit te leven.

Voor Paulus is geestelijke vrijheid het belangrijkste thema in deze brief. Het is ook het centrale punt van zijn bezoek in Jeruzalem. In vers 4 gaat het namelijk over de ‘vrijheid die we in Christus Jezus hebben’. Maar die vrijheid wordt aangevochten. We lezen dat er valse broeders zijn binnengeslopen, ‘om de vrijheid die wij in Christus Jezus hebben, te bespioneren, om ons tot slaven te maken’. De vrijheid die we in Christus hebben. Dat was de vrucht van het geloof. God had de mensen vrijgemaakt. Vrijgemaakt van de macht van de zonden; vrij van de wet; van de afgoden; van het verleden. Hij had ze een nieuwe identiteit gegeven. Ze mochten kind van de Vader zijn. Door het geloof. Maar die vrijheid werd aangevochten. Door mensen met andere opvattingen. Paulus spreekt over valse broeders en mensen die spioneren. En dat moet ik even uitleggen. Want wat was er gebeurd? Twee dingen zijn belangrijk om te weten.

a. Door Jezus zelf onderwezen

In het vorige hoofdstuk vertelt Paulus over zijn bekering. Over God, die hem vanaf de moederschoot had geroepen, en Wie het behaagde om Zijn Zoon in Paulus te openbaren. Paulus had een ontmoeting met Jezus gehad op weg naar Damascus. Een ontmoeting die zijn leven totaal veranderde. En in Damascus was daar Ananias die voor de apostel gebeden had. Gebeden dat hij weer kon zien. Gebeden om vervulling met de Heilige Geest. God heeft dat gebed verhoord. En toen is Paulus drie jaar naar Arabië gegaan.

Drie jaar is hij in de woestijn geweest ergens onder Damascus. Om alles wat er gebeurd was goed te overdenken. Net als de apostelen, die drie jaar met Jezus waren opgetrokken, zo nam Paulus dezelfde tijd. En in de woestijn heeft de Here Jezus hem veel dingen verteld. In 1:12 zegt hij: ‘wat ik weet en preek, heb ik niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus’. Jezus zelf heeft Paulus een discipelschapscursus in de woestijn gegeven. Zo heeft de Heere hem het hele evangelie verteld, alles wat hij diende te geloven en alles wat hij moest verkondigen. Hij is niet naar een theologische seminarie geweest, geen leerling van een apostel geweest. Nee, van Jezus zelf had hij het ontvangen in de woestijn. Het hele evangelie. Dat wat Paulus moest kennen en verkondigen.

Weet u dat de Heere hem zelfs al verteld heeft over het avondmaal? In 1 Korinthe 11:23-24 schrijft hij: ‘Wat ik van de Heere heb ontvangen heb ik u ook overgeleverd, dat de Here Jezus in de nacht waarin Hij verraden werd, het brood nam…’ Niemand had hem dat kunnen vertellen dan Jezus alleen.

En daarna is Paulus naar Jeruzalem gegaan, om aan de leiders daar duidelijk te maken, wat de inhoud van het evangelie was dat hij onder de heidenen verkondigde (2:2). Dat was nodig, vanwege een tweede punt.

b. Achtervolgd door dwaalleraars

Waar Paulus ook ging, er waren mensen die vonden dat hij te royaal was. Hij stelde zich te vrij op naar de heidenen toe. Zij mochten, zonder zich te laten besnijden, bij het volk van God horen. Maar – gaat dat niet te ver? (zeiden ze). Van vroeger uit waren wij dit toch niet gewend?! Er was altijd een grote kloof geweest tussen jood en heiden; dat had de Heere zo bepaald. Israël is het heilige volk – het teken ervan was de besnijdenis en bepaalde spijswetten (kosher eten). Nu is Christus gekomen – zeker – maar dat betekent toch niet dat die oude tradities overboord gezet worden?! Christus heeft ons met God verzoend – maar om nu net te doen alsof de heidenen zomaar bij het volk van God kunnen horen…

Dat ging hun veel te ver. Het kwam ook zo dichtbij! Mensen die je vroeger meed, die moet je nu zomaar als broeders en zusters aanvaarden, omdat ze ook in Christus geloven. Ze vonden Paulus te vrij. We moeten ons aan de wet en de traditie houden, zeiden ze. Daarvoor beriepen ze zich op de apostelen in Jeruzalem. Die hebben het toch voor het zeggen! Jij wordt door Jacobus en de zijnen met argusogen bekeken, Paulus!

3. Jeruzalem: wat is vrijheid?

Zo was de verwarring compleet. Wat is nu waar: het evangelie dat Paulus preekt of dat van Petrus, Jacobus en de anderen? En zo zijn we in het hart van hoofdstuk 2.

Paulus gaat naar Jeruzalem ‘op grond van een openbaring’ (2:2). God stuurt Paulus naar de moedergemeente terug, naar de apostelen van het eerste uur: Jacobus, Petrus en Johannes (vers 9), om antwoord te krijgen op de vraag wat het hart van het evangelie is. Is het geloof in Christus voldoende, of moeten daar nog andere voorwaarden bijkomen: wet, spijswetten, besnijdenis? Wat maakt een mens werkelijk vrij? Voor Paulus is dat dus een heel aangelegen vraag. Hij had zelf de vrijheid van het evangelie ontdekt. Christus had hem vrijgemaakt van de wet. Vrij van het grote moeten. Vrij van al die regels en tradities.

Maar als nu naast het geloof, iets anders ook verplicht wordt gesteld: ‘besnijdenis’, ‘regels’ of ‘tradities’, dan geldt niet langer het ‘geloof alleen’. Als je naast het geloof andere eisen gaat stellen, dan is het einde zoek. Van het een komt het ander. Dit is belangrijk. En dat. Een christen moet toch wel eerst voldoende zondekennis hebben. Hij moet buigen onder de wet, anders kan hij nooit tot volle kennis van Christus komen. Hij moet zich aan deze regels houden. Hij moet afstand nemen van zijn niet gelovige vrienden. Zich zus en zo kleden. Zeker op sabbat. Etc. Etc. Regels van mensen.

Nee zegt Paulus, die kant moeten we niet op. Dan verliezen we juist het bevrijdende van het evangelie. Zo worden we opnieuw tot slaven van regels, wetten, tradities en vormen. Natuurlijk zijn de geboden van God belangrijk, maar niet als voorwaarde vooraf. Gehoorzaamheid is een vrucht van het geloof. Niet andersom. Voor Paulus staat er dus veel op het spel! De vrijheid die we in Jezus hebben.

Zo gaat Paulus naar Jeruzalem en legt hun het evangelie uit, wat hij van Christus zelf heeft geleerd. En ondanks de tegenstand, van broeders die stoken en zich ermee willen bemoeien, komen de apostelen tot de conclusie, dat Paulus doet waartoe hij geroepen is. Ook al had hij het evangelie op een onafhankelijke manier ontvangen, hij verkondigt niets anders dan wat de Heer aan Petrus, Jakobus en Johannes had gegeven. Ze verkondigen hetzelfde evangelie!

En het enige dat God van joden en heidenen vraagt: is geloof! Geloof in de Here Jezus en je zult behouden worden. Het geloof in de Here Jezus maakt een mens vrij. Werkelijk vrij! En ze reiken elkaar de broederhand van gemeenschap, vers 9. Paulus zal zich richten op de heidenen, Petrus en de anderen op de joden. Zo breidt het evangelie van Gods genade zich uit en zet mensen in de vrijheid. De Geest doorbreekt grenzen die door mensen zijn gemaakt. Mooi slot van een lastige kwestie. Of toch niet? Nee

4. Zo gemakkelijk gaat het helaas niet

Even later zien we diezelfde Petrus in Antiochië. Op grond van het visioen dat hij van God heeft gekregen, in Handelingen 10, had hij geleerd dat er geen onderscheid voor God meer is tussen Joden en heidenen. U weet misschien wel, dat visoen van een laken in de hemel met reine en onreine dieren en een stem die Petrus aanspoort om ervan te eten. Maar Petrus weigert. Als Jood zal hij nooit dingen eten die niet kosher zijn. Maar dan klinkt een stem: ‘Wat God gereinigd heeft, mag u niet langer voor onheilig houden’. God heeft de deur van zijn heil ook voor de heidenen opengezet. Zij mogen er ook bij horen, op grond van het geloof in Christus. Zo was het bij Cornelius en de zijnen gegaan. Zo ging het ook in de stad Antiochië waar Petrus is. Heidenen kwamen tot geloof en Petrus had hen leren aanvaarden als broeders en zusters in de Heere. Er waren geen belemmeringen meer om samen te eten en samen de maaltijd van de Heere te vieren.

Maar als er dan een delegatie uit Jeruzalem op bezoek komt, draait Petrus als een blad aan de boom om. Hij trekt zich terug, zodat de mensen uit Jeruzalem niet zien dat hij als Jood samen aan tafel zit met heidenen. In vers 12 lezen we: ‘en hij zonderde zich af uit vrees voor hen die van de besnijdenis waren’. Uit vrees voor mensen. Mensenvrees belemmert Petrus om zijn geestelijke vrijheid uit te oefenen en te gaan staan voor zijn principes. Uit angst voor mensen zet hij de vrijheid in Christus op het spel.

Paulus vermaant Petrus scherp. ‘Ik ging openlijk tegen hem in, omdat hij te veroordelen is’. Petrus vond de mening van mensen belangrijker dan de vrijheid die er is in Christus. Toen het er op aankwam, liet Petrus zijn broeders en zusters uit de heidenen vallen. En dat uit angst voor mensen. Op dat moment liet hij de vrijheid in Christus los. En als je Christus loslaat wordt je een gevangene van mensen, van inzettingen en regels, van belangen, van wat anderen van je vinden.

Wat kunnen wij van deze geschiedenis leren?

6. Geestelijke lessen

Om te kunnen en te durven staan in de geestelijke vrijheid, om niet toe te geven aan angst voor wat mensen van je vinden of zeggen, zijn twee dingen van belang. En die hebben allebei met Pinksteren te maken. Geestelijke vrijheid is een vrucht van de Heilige Geest. Wat doet de Heilige Geest?

a. De Geest verbindt ons aan de Here Jezus.

Hij legt de band van het geloof. Hij zorgt ervoor dat je Christus gaat liefhebben. Daar staat of valt alles mee. Daarom klinkt de vraag elke keer weer: Geloof je in de Heere Jezus? Is Hij je Heer en Heiland? Dan mag je leven in de vrijheid. Door genade ben je Zijn eigendom. Hij heeft je vrijgemaakt van de macht van de zonde, toen Hij voor je stierf aan het kruis. Hij heeft je verleden voor Zijn rekening genomen. Niets staat je nog in de weg naar God toe. Er is geen veroordeling voor hen die in Christus zijn, zegt de apostel. Je mag leven onder een open hemel. Het enige dat telt, is dat Christus voor je instaat. Dat mag je diepste identiteit zijn. Niet wat mensen van je vinden, ook niet wat ze van je zeggen, regels en gewoontes die we aan elkaar opleggen. Het enige dat telt is dat je van Christus bent. De Geest helpt je dat te ontdekken en je steeds meer toe te eigenen. De Geest verbindt je met Jezus. Het tweede is

b. De Geest bestrijdt de angst

Hoe komt het dat we zo vaak schroom hebben, om gehoor te geven aan wat er in ons hart leeft? Om bij lofprijzing je handen uit te strekken. Om te vertellen wat de dienst of de preek met je gedaan heeft. Om gebed te vragen voor jezelf of een ander. Om aan het avondmaal te gaan. Om een mail te sturen aan de dominee. Om op bijbelkring voor iemand te bidden. Om op je werk te getuigen tegen een collega die het moeilijk heeft. Er is maar een antwoord: angst. Angst voor God. Angst voor mensen. Die angst zit er sinds de zondeval heel diep bij ons in. We zijn bang voor de vrijheid die God ons geeft. Bang om fouten te maken. Bang voor veroordeling. Bang voor afwijzing. Op zoek naar bevestiging.

Maar wat doet de Heilige Geest? Die helpt ons om de angst af te leggen. Overal waar de Geest na Pinksteren doorbreekt, leggen mensen hun angst en schroom af. Dat is de vrucht van de uitstorting van de Geest. De enige manier om in de vrijheid te staan, is dus je hart door de Geest te laten vullen. En dagelijks te bidden: Kom heilige Geest, breek door mijn angst heen, en maak me vrij van mensen, vrij van mezelf, en leer in vrijheid te leven.

Vrijheid, dat is niet dat jezelf allemaal bepaalt wat goed is. Voor veel mensen vandaag is dat ultieme vrijheid. Vrij om te doen wat jezelf wilt. Geen beperkingen en regels. Maar dat maakt je niet vrij. Een spel zonder regels leidt tot chaos. Je kunt een vis bevrijden uit het water en op de kant leggen om de wereld te ontdekken. Maar dat werkt niet. Omdat een vis zuurstof opneemt uit water en niet uit lucht, is hij alleen vrij binnen de beperking van water. In het water, heeft hij alle vrijheid. Als een vis uit het water gehaald wordt, zal hij uiteindelijk sterven.

Zo is het voor een christen ook. Alleen als we verbonden zijn met Jezus, kunnen we pas werkelijk vrij zijn.

Laten we elkaar helpen en stimuleren om met Christus verbonden te zijn en zo ook te leven in de vrijheid waarmee Hij ons heeft vrijgemaakt. Vrij van mensen. Vrij van mezelf, maar verbonden met Hem, die mij liefheeft en zich voor Mij tot in de dood heeft overgegeven. Zo ben ik vrij, werkelijk vrij. Vrij om God te dienen. Vrij om naar zijn geboden te leven. Vrij om mijn naaste te dienen.

Broeders en zusters, sta dan in de vrijheid, waarmee Christus ons heeft vrijgemaakt.

Amen.