Wat genade is en uitwerkt! (serie Galaten 2)

Schriftlezing: Jeremia 1:4-8 - Galaten 1:11-24
Datum: 21 mei 2017
Download PDF


1. Jihadist tot geloof in Jezus

Eind maart plaatste de Amerikaanse krant The New York Times een artikel over een jihadist uit Syrië die tot geloof in Jezus was gekomen: ‘The Jihadi who turned to Jesus’. Deze man, Mohammed, groeide op in een moslimfamilie in Syrië en kwam op 15 jarige leeftijd in aanraking met jihadistische predikers. Al gaandeweg kwam hij steeds meer onder de invloed van de radicale vorm van de Islam. Toen in 2011 de burgeroorlog in Syrië uitbrak sloot hij zich aan bij de Koerdische strijders. Door de oorlog en vele doden die hij zag, radicaliseerde hij en sloot zich een jaar later aan bij Al-Nusra, dat strijdt voor de islamitische strijd.

Op een dag zag hij dat het Syrische regeringsleger gevangenen op net zo’n gruwelijke manier om het leven bracht als zij dat deden. En dat deed iets met hem. Ineens drong het besef door: wat zijn we aan het doen? Moslims die medemoslims doden. Hij besluit te vluchten, trouwt en komt in Turkije terecht. Op dat moment wordt zijn vrouw ernstig ziek. In zijn wanhoop belt hij zijn neef Achmed die in Canada woont. De neef is christen geworden. Aanvankelijk moet hij er niets van weten, maar omdat zijn vrouw zo ziek is, mag zijn neef via de telefoon voor haar bidden. Binnen een paar dagen is ze beter. Zo komt Mohammed in aanraking met het christelijk geloof. Hij zoekt een kerk op in Istanbul. Tegelijk beginnen hij en zijn vrouw dromen te ontvangen over Jezus. Ze krijgen een Bijbel en beginnen erin te lezen. Het lezen van de Bijbel geeft hem rust en vrede. Nu leidt hij een kleine huiskerk in die stad. Een kring van vluchtelingen die Jezus hebben gevonden. Ze komen samen in een kelder. Ze hebben daar een shelter gevonden, een schuilplaats bij de Allerhoogste God. Ze moeten er wel een hoge prijs voor betalen, want wie als moslim tot geloof komt, krijgt te maken met uitstoting uit de familie en met vervolging. Maar de angst die zijn leven beheerste, heeft nu plaats gemaakt voor vrede. God is Zijn toevlucht.

Een jihadist uit Syrië die tot geloof in Jezus komt.

2. Extremist Paulus tot geloof in Jezus

Vanmorgen horen we hoe een ultraorthodoxe Jood in Syrië tot geloof komt in Jezus. Zijn Joodse naam is Saul. Sha’ul. Wij kennen hem als Paulus. In de wijde omtrek van Israël, tot helemaal in Syrië toe, zijn de geruchten over zijn ijver en agressiviteit doorgedrongen.

Als Stefanus om zijn geloof in Jezus gestenigd wordt, lezen we in het boek Handelingen, dat Paulus van harte instemt met zijn dood. Mede hierdoor ontstaat er een grote vervolging van de christenen in Jeruzalem. Al gaandeweg radicaliseert Paulus. Hij verwoest de gemeente, dringt huizen binnen, neemt mannen, vrouwen en kinderen mee en laat hen gevangen zetten. Hij krijgt zelfs toestemming van de hogepriester om helemaal naar Damascus in Syrië te gaan en daar aanhangers van Jezus onder de Joden geboeid naar Jeruzalem te brengen.

Later schrijft hij over zichzelf: ‘Ik dacht echt bij mijzelf dat ik tegen de Naam van Jezus van Nazareth veel vijandige dingen moest doen, wat ik ook in Jeruzalem gedaan heb. Ik heb velen van de heiligen (de gelovigen) in de gevangenis opgesloten, nadat ik daartoe volmacht van de overpriesters gekregen had; en als zij gedood werden, stemde ik daarmee in. En in alle synagogen heb ik hen dikwijls gestraft en gedwongen te lasteren; en ik trad in razende woede tegen hen op en vervolgde hen zelfs tot in de buitenlandse steden’.

Dat is nogal een bekentenis. Paulus zag voor zichzelf maar één missie: alles wat met Jezus te maken heeft, moest met wortel en tak worden uitgeroeid. Als je dit onkruid laat staan, overwoekert het tenslotte alles. Paulus handelde niet in een vlaag van waanzin, maar uit diepe overtuiging. En daarin – zo schrijft hij – ‘heb ik het in het jodendom verder gebracht dan velen van mijn volksgenoten’ (vers 14). Hij wilde bij God aan de goede kant staan. De enorme gedrevenheid die hij had, bracht hem ertoe mensen te willen veranderen. Goedschiks of kwaadschiks. Paulus was een dreiging voor iedereen die wat met Jezus had.

Maar … toen kwam de verandering. Dat is het boeiende van Paulus. Hij liep vast in zijn godsdienst. Niet op een manier dat het hem niks meer zei; zoals je dat vandaag wel ziet: mensen die ervan losraken en afhaken. Nee, juist omgekeerd. De overtuiging en de passie bleven, maar niet op de manier zoals Paulus dacht dat het goed was.

De inquisiteur werd apostel. Paulus ontdekte dat Hij fout zat. Een sta-in-de-weg voor God. Dat liet Jezus hem zien, op weg naar Damascus. Het behaagde God Zijn Zoon in hem te openbaren, schrijft Paulus in vers 15-16. Wat is dat geweest? God liet hem zien dat Hij op een heel andere manier God was dan Paulus dacht. God verscheen hem in de persoon van Jezus. ‘Ik ben Jezus die jij vervolgt.’ Precies die man die hij zo verafschuwde. Zo is mijn God niet, had hij gedacht. Mensen die Jezus volgen, vergissen zich. Nee, zei Jezus, Ik ben de Zoon. De Zoon, dat is degene in wie God zich bekend maakt. Wil je God kennen, dan moet je bij Jezus, de Zoon van God zijn!

We kunnen ons voorstellen, wat een schok dat geweest moet zijn voor Paulus. Een schok die Joden ondergaan als ze Jezus als de Messias gaan zien. Een schok die moslims ondergaan als Jezus de levende blijkt te zijn en tot ze spreekt, via dromen en visioenen. Een schok. Zo heeft Paulus het ervaren. Verblind. Maar God opende zijn ogen. God openbaarde Zijn zoon in hem. Van binnen, in je hart, waar de beslissingen vallen. Daar kwam Jezus als de Levende binnen. En vanaf dat moment ging het roer bij Paulus om. En de puzzelstukjes van zijn leven vielen op zijn plaats. Wat ontdekte Paulus? Twee dingen in het bijzonder.

3. God is de eerste

Dat God vanaf het allereerste begin in zijn leven aanwezig was. Hij schrijft: ‘God heeft mij vanaf de buik van mijn moeder afgezonderd’. God was in mijn leven de eerste. Vanaf het prille begin. Dat is een heel radicale uitspraak. God heeft hem afgezonderd. Opgeëist voor Zijzelf. Dat vind je op veel plaatsen in de Schrift terug. We lezen het van Jesaja en Jeremia. Van Simson en van Johannes de Doper. Heel verschillende mensen, maar allemaal door God geroepen en apart gezet. Dat is een Bijbels principe, dat God mensen apart zet en roept, voordat ze ook maar iets voor Hem doen. Het is niet zo dat God het allemaal eerst eens even aanziet, en kijkt wie hier beneden op aarde het beste bezig is en die dan kiest. Nee, God zet mensen apart en roept ze, voordat ze zelfs nog maar wedergeboren worden. Dat is nou wat de Bijbel ‘genade’ noemt. Onverdiende gunst en roeping, waarmee Hij als eerste naar ons toekomt. Naar ons en onze kinderen.

Want dat zien we vanmorgen zo mooi in de doop. Vijf kleine kinderen. Ze kunnen nog helemaal niet veel doen. Drinken en slapen. Maar in de doop komt God naar ze toe en legt Zijn hand op hun leven. Jij bent van Mij. Ik ben je Vader. Ik heb je apart gezet, omdat ik een roeping, een bestemming voor je heb.

Psalm 139 zegt het zo mooi: ‘U hebt mijn nieren gevormd; mij in de moederschoot geweven. Ik ben wonderlijk gemaakt en U hebt alles in uw boek geschreven’. God kende ons. Nog voordat je bestond, kende Hij je naam! Hij had voorkennis over ons leven, voordat we in de moederschoot zaten. We zijn niet per ongeluk geboren. Niet geëvolueerd, maar gemaakt met een doel.

Dat is wat de doop laat zien: er rust een roeping op je leven. En die moet je ontdekken. En jullie als ouders mogen jullie kinderen daarbij helpen. Helpen om die roeping te ontdekken. Waarom ben ik hier? Wat zijn de gaven en talenten die ik van God heb gekregen. Wat is mijn plekje in dit grote geheel dat ik kan innemen. Ons leven is niet toevallig. Maar op ons leven rust een roeping. Er is een doel, een plan. En als je dat ontdekt, dan kun je gaan meebewegen, meestromen met wat God wil dat je gaat doen. Dan kom je in de flow. God heeft ons daarvoor bestemd. Daarom is komt Hij al in het eerste begin naar ons toe.

Weet u, weet je, die boodschap, dat God de eerste is, is zo belangrijk. Dat vormt een soort fundament in je leven, waarop je kunt terugvallen, als de dingen in je leven heel anders verlopen dan de bedoeling is, als er tegenslagen zijn of teleurstellingen.

Voor Paulus is deze ontdekking, dat God de eerste was, ook zo belangrijk geweest. Want Paulus is geweldig aangevochten geweest. Afgelopen zondag zagen we er iets van. De meeste Joden van die tijd vertrouwden de apostel niet echt. Hoe kan iemand die zo de christelijke gemeente vervolgde, nu opeens een aanhanger van Jezus zijn. Laat het eerst maar eens overwinteren. Ik weet niet of het echt is allemaal. En: het evangelie dat hij verkondigde, heeft hij slechts uit tweede hand. Hij is geen echte discipel van Jezus geweest. Zijn inzicht in het evangelie is nog maar beperkt. Hij vertelt niet het volle evangelie. Zo kwam er twijfel in de gemeentes die Paulus gesticht had.

Als je leven dan zo onder kritiek komt te staan, hoe goed je intenties ook zijn, waar val je dan op terug? Wat is je houvast dan? Waar val je op terug als dingen in je leven onder druk staan of als zekerheden je ontvallen? Dat kan ons ook zomaar overkomen. Wat is je enige troost? Dat je niet van jezelf bent, maar van Christus, zegt een oud leerboek.

Dan val je niet terug op je prestaties, je goede intenties, dat wat je allemaal bereikt hebt of kunt, maar dan is het enige wat echt houvast geeft, dit: dat God de eerste was in je leven. Dat is de kracht van de doop. Al heel jong heeft God Zijn hand op ons leven gelegd. Ik zal je God zijn. Jij mag mij dienen. De Heere Jezus is ook voor jou gestorven. Dat is het fundament. Geef dat ook elke keer weer door aan je kinderen, als je die hebt, en leef er zelf ook uit, spreek erover wat genade is. God de eerste. Hij is een toevlucht in de nood. Bij Hem ben je veilig. Bij Hem vind je vergeving.

Ik kom bij de tweede ontdekking van Paulus.

4. Jezus de allerbelangrijkste

Het behaagde God Zijn Zoon in mij te openbaren. Bij een eerste begin is het niet gebleven. Er ruste een roeping op Paulus leven. Alleen Paulus had die totaal verkeerd ingevuld. Hij deed het op zijn manier. Hij stond niet open voor de stem van God. Dat God je afgezonderd heeft, betekent niet dat je nooit kunt afdwalen. De drive die er in in je leven, je passie, kun je ook op verkeerde dingen richten, ook op verkeerde manieren inzetten. Dat zien we bij Paulus: wat Hij deed stond haaks op wat God wilde. Maar God liet hem niet los. Hij bleef trouw in al die jaren van opstandigheid en verharding. God bleef aan hem trekken. God werkt niet op basis van prestaties, of omdat we het waard zijn. Maar op basis van genade. Onverdiende gunst!

Daarom kan Paulus in Filippenzen 1 zeggen: ‘Ik vertrouw erop dat Hij die in u een goed werk begonnen is, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus’. Hoe wist hij dat? Hijzelf was het levende bewijs ervan. God werkt verder in ons leven, want het is Zijn bedoeling dat op de troon van ons hart niet ons eigen ‘ik’ zit, maar ‘Jezus’. Daar werkt God altijd naar toe. Het behaagde God zijn Zoon in mij te openbaren. Dat gaat over een ontmoeting met Christus.

In die ontmoeting met Jezus is Paulus veel kwijt geraakt. Niet langer wil hij mensen veranderen of ze veroordelen. Hij wil niets liever dan ze vertellen over de verandering bij God. Dat de sluizen van zijn genade opengegaan zijn. Dat Jezus ons echt leven geeft. Leven in vrede met God. Verzoening door het kruis.

Al dat eeuwige moeten. Al die ja-maars. Dat veroordelende vingertje. Paulus is het kwijt geraakt. Christus liet me zien dat het enkel genade is. Je leven wordt gedragen. Onder je leven zijn eeuwige armen. Je mag erbij horen omdat God dat wil. Net zoals de doop laat zien vanmorgen. Jullie kinderen mogen bij God horen, omdat God het wil, omdat het Hem behaagde, omdat Jezus voor hen instaat. Geloof je dat voor je kind? Geloven we dat ook voor onszelf?

Wanneer Christus ons leven binnenkomt, gaat de zon op. Dan valt zoveel weg. Je wordt misschien geen kampioen-gelovige. Soms sta je met lege handen – en toch leef je. Je kunt Jezus niet meer missen. Want die weet er van. Van alles wat er in je hart leeft. Hij rekent je er niet op af. Hij stelt zich garant. Neem jouw plaats in het oordeel in. Dat is genade.

5. Uitzicht

Broeders en zusters, ik wens u die ontmoeting met Christus toe. De ontmoeting met christenen wil nog al eens contra-productief zijn (een obstakel of sta-in-de-weg). Maar als we elkaar bij Christus brengen, dan gaat het goed. Dan ontdekken we het weer: het is genade. Voor mij en voor die ander. Genade maakt mild en gunnend.

Ik hoop en bid dat God zo door Zijn Geest zo Zijn werk in ons midden zal mogen doen, dat van ons en onze kinderen gelden zal: niet meer ik, maar Christus leeft in mij. Wat een vreugde zal er dan zijn in de hemel!

Amen.