God is mens geworden!

Schriftlezing: Johannes 1:1-18
Datum: 25 december 2017
Download PDF


1. Geen kerstevangelie? Ja wel!

Als je in één zin de betekenis van Kerst zou moeten verwoorden, wat zou je dan zeggen? Wat is voor u of jou de kern van het feest dat we vandaag vieren? De evangelist Johannes is het gelukt om in één klein zinnetje de kern van het kerstevangelie samen te vatten. Je leest bij hem niets over de aankondiging van de geboorte van Jezus; niets over de volkstelling van keizer Augustus, niets over de herders of de engelen in de velden van Efratha; en ook niets over de geboorte van Jezus in de kribbe, de aanbidding van de herders of de hulde van de wijzen uit het oosten. Niets over al die zaken die in de loop van de eeuwen zo tot onze verbeelding hebben gesproken, en waar de liederen van Kerst vol van staan. Nee, Johannes doet daar niet aan mee.

In zijn evangelie heeft hij het niet over de feiten, de dingen die gebeurd zijn rond de geboorte van Jezus, maar hij richt zich op de betekenis ervan. Johannes vat in één klein zinnetje de betekenis van kerstevangelie samen, en dat staat in het veertiende vers. Hij schrijft: ‘Het Woord is vlees geworden’. Dat is voor de apostel de kern van het feest dat wij vieren. Dat is het Kerstevangelie naar de beschrijving van Johannes. In één zin samengevat. ‘Het Woord is vlees geworden’. Meer woorden wijdt de evangelist er niet aan. Maar ondertussen is met die woorden wel heel veel gezegd. Laten we dit zinnetje vanmorgen samen eens ontleden.

2. Het Woord

Johannes spreekt allereerst over het woord. Hij heeft het niet over God die mens wordt of God de Zoon die naar deze aarde komt, maar hij spreekt nadrukkelijk over het Woord. Vanaf het allereerste begin – zegt hij in zijn proloog – is God de sprekende God. De God die communiceert. De God die contact zoekt. Zo belangrijk is het woord voor God, dat Hij zelf het Woord genoemd kan worden. Het Woord in eigen persoon.

Wij weten heel goed hoe belangrijk woorden zijn voor ons. Als kind leerde onze ouders ons de eerste woordjes. Wat waren ze trots toen we voor het eerst papa of mama konden zeggen. Hun liefde kwam tot ons via de taal. Goede en liefdevolle woorden bouwden ons op. Harde woorden en kritiek deden ons pijn. Ons hele leven is gestempeld door de woorden die we hoorden. Positief of negatief. Woorden kunnen ons verheffen. Woorden kunnen ons tot de grond toe afbreken. Wij kunnen ons een leven niet voorstellen zonder woorden. Die in het menselijk hart leeft een verlangen dat er iemand is die ons kent en onze taal spreekt.

Daarom zet Johannes in bij het Woord. God is de sprekende God, al vanaf het eerste begin van de schepping. Zo laat God zich kennen.

Hoe kun je iemand leren kennen? Je kunt een boek over iemand lezen. Een autobiografische roman. Maar ken je iemand dan echt? Dan weet je van alles over iemand. Net zoals je met een klasgenoot of iemand van je studie omgaat, je zit samen in de klas of je loopt samen college, je weet hoe iemand zich kleedt of hij van thee of koffie houdt, welke muziek iemand luistert, maar ken je iemand dan echt? Veel weten over iemand is nog niet hetzelfde als iemand echt kennen. Je kunt iemand pas echt leren kennen, als je met hem of haar spreekt. Woorden openbaren wie iemand is. Daar legt Johannes de vinger bij. In de geboorte van Jezus heeft God gesproken.

En dat is dus belangrijk. Je kunt namelijk veel dingen leren over God. Je kunt allerlei dingen weten over de eigenschappen van God. Je kunt in Hem geloven. Je kunt allerlei dingen doen waarvan je gelooft dat God wil dat je ze voor Hem doet. Maar om Hem echt te kennen, moet je naar Hem luisteren, moet je – zegt Johannes – bij Jezus zijn. Hij is de ultieme openbaring van wie God is. God heeft zich in Hem helemaal uitgesproken. In Jezus ontmoeten we Iemand die ons kent en onze taal spreekt.

De geboorte van Jezus is geen incident, geen toevallig gebeurtenis. Johannes laat zien dat God in het begin en daarna steeds de sprekende God is. Wij kennen God niet anders dan als Degene die vanaf het eerste begin niet alleen heeft willen zijn. God wilde een ‘tegenover’ hebben om contact mee te hebben, om omgang mee te hebben. Daarom riep Hij de schepping in het aanzijn. Hij wilde niet langer dat er een zwijgend heelal zou zijn. God wilde dat ergens in dit grote universum een plaats zou zijn, waar zijn spreken beantwoord zou worden. God doorbrak het zwijgen en Hij begon te scheppen. Hij spreekt en het is er (Psalm 33). Zo kwamen er dieren en was er de stem van vogels, die hun Schepper prijzen. Zo kwam er de mens, die het danklied zingt in de hof.

Heel de geschiedenis van de Bijbel vertelt dat God steeds weer het contact heeft gezocht met de mensen die Hij had geschapen. Voordat Jezus op aarde kwam, heeft God tot Zijn volk Israël gesproken, door profeten en anderen die in Zijn naam spraken. Hij gaf hun Zijn geboden en beloften. Al deze mensen spraken niet slechts over God. God wilde zelf door hen heen spreken. En Israël heeft steeds beseft: van dat spreken van God hangt de toekomst af en het bestaan van ons volk.

God sprak tot Israël, vaak ook tegen Israël. De profeten vertolkten de stem van de liefde, en tegelijk was die liefde dikwijls gewonde en gekwetste liefde. Dat begon al in het paradijs, waar de stem van God, die wandelde in de avondkoelte, stuitte op twijfel en ongeloof. Uiteindelijk vluchten Adam en Eva weg voor de stem van God. Zijn stem kwam te dicht bij, was te confronterend voor hen. Dat is ook de rode draad geweest in de geschiedenis, de weg die God met mensen ging. Hij kwam tot het Zijne, als de sprekende God, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen (1:11). De wereld heeft Hem niet gekend (1:10).

God heeft er een bijzonder zwaar werk aan gehad. Maar Hij bleef spreken. Zijn Woord probeerde telkens weer de mens zijn wederwoord te ontlokken. God openbaarde zich op allerlei manieren: door stemmen, visioenen, door middel van mensen, maar vond helaas lang niet bij iedereen gehoor.

Maar stel je voor, dat God niet meer zou spreken, dat Hij zich in geluidloze stilte zou terugtrekken, dat zou een ramp zijn. Zijn spreken is immers leven. Als Hij zwijgt, dat is dat niets anders dan de dood. Vergelijk het met twee mensen die leven samen, ze zijn getrouwd. Maar het gaat niet goed tussen beide. Zij gaan hun eigen weg. Ze vermijden de hete hangijzers en beperken het contact tot het strikt noodzakelijke. Plotseling komt het tot een uitbarsting, waarbij de een zegt: ‘Hadden we nog maar eens echt ruzie, zoals vroeger – toen praatten we nog tenminste met elkaar!’. Zwijgen is dodelijk. Waar de communicatie wordt verbroken, ebt het leven weg. Niets is zo erg, misschien herken je dat wel, als de stilte die er in huis hangt, nadat er ruzie is geweest, en je vader of moeder niet meer met elkaar of met jou spreekt.

Zo is de geschiedenis van God met mensen een ingewikkelde geschiedenis. Het botert niet echt tussen Hem en ons. Menselijk gesproken zie je dan als het ware de Here God denken: hoe kan ik nog dichter bij de mensen komen, want er zijn er nog veel te weinig die Mij echt kennen? Als Ik nu eens zelf mens werd. Dan heb ik het laatste gedaan, wat Ik eraan doen kan. Dichterbij kan ik niet komen.

Zo is het Kerstgebeuren de climax. Johannes ziet steeds maar één beeld voor ogen: Dit Woord, God, de sprekende God, is Zelf gekomen. Je ziet Hem aankomen. Je ziet Hem afdalen: Hij is de komende. God komt tot de mensen. Ten laatste kwam Hij tot ons in de Zoon. Het Woord is vlees geworden. Johannes ziet iets gebeuren dat niemand ooit heeft bedacht. In alle godsdiensten gaat het erom dat mensen zich proberen op te werken. Betere en vromere mensen te worden. En God is Iemand die ons hogerop roept. Maar hier gebeurt het omgekeerde: God daalt af. Wij hoeven niet boven onszelf uit te stijgen, maar God komt naar ons toe. Hij daalt af tot in de diepten van ons aardse bestaan. God zelf wordt mens, opdat de mens nu eindelijk eens zijn God zal kennen, opdat er nu eindelijk echte communicatie zal zijn.

Waarom doet God dat? Waaraan hebben wij dat verdiend? Wij houden er soms na twee of drie keer bidden al mee op, als we naar ons idee niet snel genoeg antwoord krijgen. Om maar te zwijgen van al die mensen die helemaal niet bidden en die geen contact met God zoeken. Waarom wil God toch steeds weer dat contact met ons mensen zoeken? Wat is het geheim van de mensenwording van de Zoon? In één woord: liefde! Het geheim is de liefde die in God zelf van eeuwigheid aanwezig is. Deze liefde is zo groot dat zij wel naar buiten moet treden. Dat kan geen mens tegenhouden. Daarom wordt het Kerstfeest. Gods liefde zoekt zijn weg naar mensen die niet naar Hem vragen.

Het Kerstgebeuren is de climax van Gods spreken. Of moet ik zeggen: het dieptepunt? God is niet zomaar mens geworden. Dat Jezus in de kribbe ligt is geen compliment aan ons mensen. Het Woord is vlees geworden.

3. Is vlees geworden

Dat is het volgende punt. Dat is het nieuwe, het ongehoorde. Eeuwenlang hebben profeten het woord van God vertolkt, doorgegeven, maar als persoon bleven zij van het woord onderscheiden. Nu komt er echter een, in wie het Woord, het spreken van God, de stem van de liefde, persoon is geworden. Nu komt de Ene, die kan zeggen: wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien. Niemand heeft God gezien, maar de eniggeboren Zoon, heeft Hem ons bekend gemaakt (1:18).

Let op, er staat niet dat God mens wordt, maar dat het Woord vlees wordt. Daarmee bedoelt Johannes dat God is binnengekomen op heel het terrein van de menselijke kwetsbaarheid, ellende, schuld en nood. God is niet zomaar mens geworden, maar vlees. Hij is ons leven binnengekomen, dat door zonde, dood en vergankelijkheid is getekend. Jezus redt ons leven door het volledig te delen. Hij redt ons niet van boven af, op veilige afstand, maar door ons op te zoeken daar, waar wij ons concreet bevinden, in de werkelijkheid van ons vlees.

Jongens en meisjes, onze redding door Jezus kun je vergelijken met de redding van een drenkeling uit de zee. Niet doordat hij uit de opgepikt wordt door een helikopter. Maar de redding van een drenkeling door de persoonlijke inzet van een reddingzwemmer, die met gevaar voor eigen leven, zich in de golven stort, naar de drenkeling toe zwemt en hem zo in veiligheid brengt.

De komst van Jezus laat zich niet vergelijken met een vluchtig bezoek van een president, als ergens een ramp heeft plaatsgevonden. De helikopter daalt neer, hij werpt een blik op de schade, spreekt een paar troostvolle woorden, schudt mensen de handen en vertrekt weer. Dat was ook het beeld in de oudheid van de goden. In de Griekse wereld kwamen de goden soms een kijkje nemen, verkleed, incognito, een bliksembezoek, om daarna weer snel in hun veilige wereld terug te trekken. Nee, God wordt vlees. Hij neemt ons menselijke bestaan aan, dat zwak en kerstbaar en sterfelijk is. Nu zit Hij daaraan vast. Nu is Hij daarmee verbonden, vergroeid zelfs.

Voor God. Moet je voorstellen wat dit voor God zelf betekend heeft. Wie zou in de verpeste lucht van een sloppenwijk of in een van de armoedigste straten van een stad willen wonen? Wie zou willen verkeren te midden van mensen die sterven of omgaan met hen die aan een besmettelijke ziekte lijden? Wie zou onder mensen willen wonen, die in de ban zijn van het kwaad of hun stem te luisteren leggen bij geesten en demonen? Wie zou willen verkeren in een huis of een gezin waar ruzie en conflicten de toon zetten. Wie zou in een klas willen zijn waar iemand steeds gepest wordt. Wie zou daar willen zijn waar hij niet welkom is?

Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond, zegt Johannes. Jezus neemt een sterfelijk lichaam aan en wordt mens. Hij stort zich in de duisternis van het menselijke bestaan. Waar is God? Kijk, daar in de stal van Bethlehem, aan het kruis van Golgotha, in het graf van Arimathea. Dieper kan God niet met ons bewogen zijn. Dichterbij kan God niet komen, nu Hij in onze eigen huid is gekropen. Wie zou Hem ooit nog het verwijt kunnen maken, dat Hij zich niets van ons bestaan en onze ellende aantrekt?

Voor ons. We zagen wat dit voor God betekent, maar wat betekent de geboorte, de mens-wording van Jezus voor ons? Iemand zei: dat Hij een metgezel geworden is van hen die met met mens-zijn geen raad weten. Inderdaad, Jezus heeft ons menselijke vlees aangenomen: dat betekent, dat hij alle ervaringen en gevoelens, die met ons vlees-zijn gegeven zijn – teleurstelling en verdriet, vermoeidheid en pijn, zorg en angst, armoede en ontbering, zonde en schuld – heeft gedeeld. Hij kent je bestaan van binnen en van buiten. Hij is er zozeer mee verbonden, dat Hij – zelfs nu Hij in de hemel is – voor altijd met jouw bestaan verbonden blijft. Hij kent je leven door en door. Er is geen situatie of geen probleem dat Hij niet kent. Wees erdoor bemoedigd.

En wat heeft Jezus met ons bestaan gedaan? Hij heeft in ons menselijke bestaan de heerlijkheid van God binnengebracht. Zo zegt Johannes het. We hebben zijn heerlijkheid gezien. De heerlijkheid van de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid.

Jezus heeft ons menselijke bestaan, dat zo door de zonde, ellende en dood getekend is, opengebroken naar God toe, en daarin genade en waarheid gebracht. Twee woorden die heel Jezus leven samenvatten. Genade en waarheid. Twee sleutelbegrippen uit het Oude Testament: chesed en emet. Genade, dat is de vergevende liefde, die het geheim is van Gods verbond met zijn volk. Waarheid dat is Gods onwankelbare trouw. Genade en waarheid, het zijn de twee handen van Jezus. Zijn vergevende hand en de hand van de waarheid die ons leidt en stuurt. Zo wil Hij ons omarmen en zegenen in dit leven.

Voor mensen die zo druk zijn en zo snel aan God voorbij leven, is Jezus gekomen. Hij nam ons menselijke bestaan aan. Hij werd een Kind. Zij legde Hem neer in de kribbe. Dat is niet zomaar een voederbak. Jezus wordt neergelegd in de diepe scheur van het verbroken verbond. Daar legt God zijn Kind neer. In die diepte. In de misere van de verbroken relatie. Zo openbaart God Zijn heerlijkheid. Waarom? Omdat Hij ons mensen voor het leven heeft bestemd. Het leven in al zijn volheid.

4. Slot

In de geboorte van Jezus spreekt God Zich nog een keer uit. In de nederige en vernederde gestalte van dit Kind. Nu komt het erop aan dat we luisteren. We kunnen aan Jezus voorbij kijken. We kunnen alles rationaliseren en menselijk uitleggen. We kunnen blijven steken bij de kribbe en bij de herders. Maar dat zou zonde zijn. Dan komen we in ons leven geen steek verder. Dan zal alles bij het oude vlees blijven.

Nee, ik hoop en bid, dat we ons zullen verwonderen. Wie hoge dingen zoekt, raakt vroeg of laat in Jezus teleurgesteld. Wie genade en waarheid nodig heeft, wie beseft dat alleen Jezus ons kan redden, zal nooit tevergeefs op Hem een beroep doen. Want zo diep als God buigt, buigt geen mens.

Het Woord is vlees geworden. Dat is het kerstevangelie van Johannes in één zin.

Geloof het en leef eruit. Een lied zegt:

Onze hoop ligt in een kribbe;

deelt ons menselijk bestaan.

Wij knielen en aanbidden,

God met ons’ is zijn naam.

Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Wij hebben Zijn heerlijkheid gezien.

Amen.