Het kruis van Jezus als teken van hoop!

Schriftlezing: 2 Korinthe 5:14-21 - Galaten 6:11-18
Datum: 26 november 2017
Download PDF


1. Onvergetelijk getuigenis

Een aantal jaar geleden ging ik ergens voor in een gemeente, en mij werd gevraagd om te bidden voor een familie van wie de man was overleden. Er stond op het papier van de voorbede iets over de broeder vermeld, dat mij trof. De man was gevonden met een briefje in zijn zak, met daarop deze woorden: ‘denk niet met nostalgie aan het verleden, heb geen angst voor wat komen gaat, kijk opzij waar Jezus is’.

Die woorden troffen me. Ik ben ze ook nooit meer vergeten. ‘Denk niet met nostalgie aan het verleden, heb geen angst voor wat komen gaat, kijk op zij waar Jezus is’. Inderdaad, dat merk je vaak, als mensen ouder worden, dat ze het verleden gaan koesteren. De wereld om hen heen is zo veranderd. Vaak kost het moeite om dat een plekje te geven. Maar ook de toekomst kan je verlammen. Als je merkt hoe ziekte je lichaam afbreekt en je bang bent voor wat er verder nog op je afkomt. Of als je denkt aan je kinderen en kleinkinderen: in wat voor wereld zullen ze opgroeien. Je maakt het zelf misschien niet meer mee, maar toch de toekomst kan je met zorgen vervullen. Of als je denkt aan je levenseinde en de vraag heel sterk op je afkomt, ben ik gereed om God te ontmoeten? Angst voor wat komen gaat.

Maar dan het getuigenis van de man: kijk op zij waar Jezus is. Jezus die belooft bij je te zijn en je niet los te laten. Jezus die er is, als alles om je heen wegvalt of afgebroken wordt. Hij die je dwars door alles heen vasthoudt. Wat is dat kostbaar als je dat geloven mag en eruit leeft.

Het is ook altijd weer bijzonder, als je met iemand spreekt die weet dat hij sterven gaat, en dat die persoon getuigt van zijn geloof en vertrouwen. Soms kun je van die kostbare ontmoetingen hebben met mensen, zelfs in het ziekenhuis op de intensive-care, dat je ervaart dat de hemel opengaat, ondanks de ziekte en midden in veel gebrokenheid.

Maar lang niet altijd is dat het geval. Soms spraken mensen niet veel over hun geloof en blijft het na hun overlijden zoeken en tasten. Daar kun je soms ook echt verdrietig over zijn: had je geliefde, je vader/moeder, opa/oma, een van je kinderen, maar duidelijk iets nagelaten en laten weten hoe hij / zij in het geloof stond.

Soms gebeurt het dat je in het bijbeltje van iemand allerlei briefjes vindt, dingen die iemand geraakt hebben, kaartjes of teksten die zijn onderstreept. Dan proef je iets van wat er bij die ander leefde. Wat is het belangrijk om dat van elkaar te weten, dat je met elkaar spreekt over de dingen van het geloof, zodat je op het moment dat het niet meer kan, je toch weet van die ander waaruit hij of zij leefde. Een bijbeltekst. Een brief die je schrijft aan je kinderen of kleinkinderen. Over wie de Here Jezus voor je is. Over wat je enige troost is.

2. De krabbel van Paulus

Vanmorgen hebben we de eigenhandige krabbel van Paulus gelezen, aan het slot van de Galatenbrief. Met grote letters geschreven. Tot nu had Paulus zijn brief gedicteerd aan een secretaris, een metgezel die geoefend was in het schrijven. Paulus dicteerde en de ander schreef het op. Zo ging het vaak in die tijd. Maar dan ineens zegt de apostel: geef mij die pen eens. En eigenhandig schrijft hij het slot. Met grote letters, omdat de apostel vermoedelijk aan een oogkwaal leed, zoals we vorige week zagen. De brief is klaar, maar er is iets wat Paulus op het hart heeft. Iets wat hij nog één keer onder de aandacht wil brengen.

Wat heeft Paulus op zijn hart? Twee dingen om precies te zijn. Hij zegt: ik zal mij op niets anders beroemen dan op het kruis van de Here Jezus Christus (vers 14). En: wie met deze Jezus verbonden is, is een nieuwe schepping (vers 15). Twee dingen die de apostel met grote kracht onder onze aandacht wil brengen. Het kruis en de nieuwe schepping.

Waarom doet Paulus dat? Omdat hij bezorgd is. Steeds waar hij kwam en het evangelie verkondigde, waren ook andere stemmen. Mensen die tegen hem ingingen en verwarring zaaiden. En ze hadden het steeds maar over die ene vraag: heb jij je al laten besnijden of niet? Want alleen dan hoor je pas echt bij God.

U weet misschien wel, dat als je besneden was, dan was je een jood. Opgevoed in het verbond; op de schoot van je ouders had je de Tora geleerd; je wist van de afzondering (nee, wij horen niet bij die andere mensen). Dan ben je toch voorgesorteerd. Die achtergrond mis je als je niet besneden of gelovig opgevoed bent. Dan hebben je ouders en jijzelf waarschijnlijk andere goden gediend. Als je dan bij de gemeente van Christus gaat horen, heb je wel wat in te halen, nog veel te leren.

Zo was er in de gemeenten een tweedeling gekomen. Je had christenen van joodse afkomst en christenen die van huis uit niet gelovig waren. Ze waren allebei christen geworden. Maar de ene groep bekeek de andere met scheve ogen. Zij zijn maar randkerkelijk, ze horen er nog niet echt bij.

Nu valt natuurlijk niet te ontkennen, dat als je niet gelovig bent opgevoed, er wel verschil is. Misschien zit je hier vanmorgen voor het eerst in de kerk, ben je meegekomen met een familielid. Je zit naast je vriendin die niet gelovig is opgevoed. Je hebt je sportvriend meegenomen die nooit in de kerk komt. Ja, dat maakt wel verschil (de gewoontes die we hier hebben, de plaats van de zondag, de taal die je wel of niet verstaat, de liederen die je wel of niet kent, bepaalde ethische standpunten). Maar geven die dingen nou echt de doorslag? Het grote gevaar is, dat als we zo naar mensen kijken, dat je elkaar de maat gaat nemen. Wie behoort tot de rand, wie tot het midden. Wie mag op de eerste rij zitten en hoort er echt bij?

En precies, dat – dat elkaar de maat nemen – probeert Paulus in zijn krabbel, nog één keer te bestrijden. Met koeienletters. Het is niet de kern. Daar gaat het in het evangelie niet om. Er is maar één vraag die er toe doet: of je een nieuwe schepping bent. En dat heeft te maken met een andere vraag: wie is Jezus voor je? Wie in Christus is, is een nieuwe schepping, zegt de apostel. Dát is waar het ten diepste omgaat. Dát is waar de Here God op uit is.

3. Een nieuwe schepping

Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping. Paulus reikt de mensen een perspectief aan dat verder reikt. In plaats van elkaar de maat te nemen, vraagt hij: ben je een nieuwe schepping? Je kunt wel naar anderen wijzen, maar hoe is dat bij jou zelf: ben jij een mens die weet van het nieuwe begin. Van Gods vernieuwende werk in je leven? Een mens die zijn leven is gaan oriënteren op de Here Jezus. Iemand die niet meer voor zichzelf leeft maar voor God. Een leven waarin iets zichtbaar is van geloof, hoop en liefde, van nieuwe toewijding aan God. Dat hoef je niet uit te leggen, dat zien mensen aan je. Je bent op een ander spoor gekomen.

De uitdrukking ‘een nieuwe schepping’ maakt duidelijk dat dit bij God vandaan komt. Er moet een goddelijk werk in ons leven plaatsvinden. Een herschepping, anders blijf je toch gewoon die oude mens, besneden of onbesneden. Of je een nieuwe schepping bent is wel een confronterende vraag. Maar is dat ook niet iets waar je diep van binnen naar verlangt. In je werk en je relaties, in de opvoeding van je kinderen, dat je als mens tot bloei komt, dat je wordt zoals God je heeft bedoeld. Dat je vrede krijgt met je identiteit. Dat je zo in het leven staat, dat mensen het fijn vinden om bij je te zijn, omdat ze iets van de liefde van God in je leven proeven. Als je voor de klas staat. Naar je medestudenten toe. Onder je niet gelovige collega’s. Te midden van je vrienden. Dat iets zichtbaar wordt van die nieuwe schepping. In hoe je reageert op anderen, in hoe je in het leven staat.

Soms gebeurt dat op een ziekbed of sterfbed, dat iets van die nieuwe schepping zichtbaar wordt, als mensen spreken over de hoop die ze hebben, over het geloof in de Here Jezus, als ze getuigen dat Hij erbij is. Soms spreken ze erover. Het kan ook dat het pas blijkt uit wat ze achterlieten. Een kaartje, tekst ingelijst aan de muur of op tafel, of wat je moeder, je man altijd zei – dat is wat blijft. Als een kostbare herinnering. Iets van die nieuwe schepping.

4. Het kruis van Jezus

Paulus voegt in zijn krabbel nog een tweede punt toe. Want de vraag is hoe die nieuwe schepping in je leven kan doorbreken. Hoe het zover komt. Het antwoord op die vraag is Jezus. Wie in Christus is, wie verbonden is met Jezus, is een nieuwe schepping. Dus: wie is Jezus voor je? Wat vind je van Hem? Dat is het enige punt dat er toe doet. Paulus wil wel zeggen wie Jezus voor hem is. Dat is die man van het kruis. Vers 14: ‘ik zal mij volstrekt niet beroemen op iets anders dan op het kruis van onze Here Jezus Christus.’ Het kruis van Jezus.

Waarom het kruis? Nou vanwege wat daar gebeurd is. Aan het kruis heeft God de wereld met Zichzelf verzoend. Jongens en meisjes, dat woord ‘verzoenen’ is een mooi woord. Daar zit het woordje ‘zoen’ in. Als je met iemand ruzie maakt en daarna weer bijlegt, dan verzoen je je met elkaar. Dan is de relatie weer goed. Dan kun je elkaar weer een zoen, een kus geven.

Dat kruis van Jezus is zo belangrijk, vanwege twee dingen:

(a) het kruis laat zien, wat er gebeurt, als wij oude mensen blijven, als wij doen wat ons hart ons ingeeft, dan floreert zo vaak ons eigen ‘ik’, en dat gaat ten koste van de mensen om ons heen; onze oude mens is zo stekelig, zo gemakkelijk ontvlambaar. Het kruis zet daar een streep door. Zo niet. Dat niet. Dat is pijnlijk, want wij willen allemaal zo graag bevestigd worden, horen dat we goed zitten. Maar het kruis is de spiegel van God, die de ongerechtigheid in je leven zo scherp laat zien. Die plekjes die je zo graag wilt maskeren.

(b) maar tegelijk, bewijst God aan het kruis ons zijn liefde, je was misschien ver van huis geraakt, maar God gaat ver van huis op zoek naar je. Hij steekt je de hand toe en zegt: je mag opnieuw beginnen. Ik zal je maken tot een nieuwe schepping, door mijn Geest. Het oude in je leven, dat opstandige, dat het er steeds maar niet van komt, dat heeft Jezus gedragen aan het kruis. In zijn genade zet God daar een streep door. Dat is je verleden. Het is met Christus begraven in de dood. In Zijn dood heeft God ermee afgerekend. God heeft het verzoend aan het kruis. Het kruis, dat is de kus die God aan opstandige mensen geeft.

5. Leven in hoop

Snap je nou, waarom Paulus zegt dat hij het over niets anders meer wil hebben dan over het kruis van Jezus. Zijn leven heeft daardoor een nieuwe wending gekregen. Hij zat op het verkeerde spoor. Ging tegen God in. Maar hij is nu van Christus. Wat verandert er dan? De wereld is voor mij gekruisigd. Daar staat een kruis door. Er is iets wat vele malen mooier is: je hebt iets geproefd van die onvoorwaardelijk liefde van Christus. Laat je daarom met God verzoenen, zegt Paulus!

De wereld heeft zulke mensen nodig. Wie verzoend is met God, die komt tot leven, die bloeit op, want je bent door God bemind. Dat maakt je vrij van alle zelfliefde en zelfhandhaving. Wie door Christus met God verzoend is, die krijgt moed zichzelf met ieder te verzoenen met wie hij een conflict heeft. In het huwelijk, in het gezin, in het werk, in de stad. Tussen hoeveel mensen is er geen verwijdering, die vaak onuitgesproken blijft, maar die iedereen voelt. Tussen man en vrouw. Vader en zoon. Tussen mensen die dagelijks samenwerken. Tussen mensen die het geloof met elkaar delen, maar elkaar niet liefhebben. Mensen die bij elkaar wonen, maar elkaar toch niet echt zien. Christus maakt je vrij om de ander in liefde te aanvaarden.

Het kruis van Jezus is daarom een teken van hoop. Het ergste van mijn leven is door Jezus gedragen en als ik mij aan Hem overgeef, als ik mij met God laat verzoenen, dan komt er diepe vrede in mijn hart en barmhartigheid, zegt de apostel in vers 16.

Vrede met God, zodat ik nu zonder angst kan leven. Een vrede die blijft ook als ik sterven ga, want dan weet ik dat Hij mij vasthoudt.

Vrede. En ook barmhartigheid, want door de Geest leer ik met de ogen van Jezus naar de wereld en de mensen om mij heen te kijken. Ik hoef niet langer op mijn strepen te staan, mij te bewijzen, maar ik ga het goede zoeken voor mijn naaste. Ja, God maakt je door Zijn genade, dankzij het kruis van Jezus, een mens van hoop.

Wat voor briefje zullen ze later in jouw Bijbel vinden? Misschien wel het briefje van het begin: ‘denk niet met nostalgie aan het verleden, heb geen angst voor wat komen gaat, kijk opzij waar Jezus is, mijn Heer en mijn Heiland’. Amen.