Magnificat: het loflied van Maria

Schriftlezing: Lucas 1:39-56
Datum: 6 december 2016
Download PDF


1. Magnificat

Het lied dat vanmiddag centraal staat, is bekend geworden als het magnificat. De naam van dit lied is ontleend aan de eerste woorden van de Latijnse versie: Magnificat anima mea Dominum, wat betekent ‘Mijn ziel maakt groot de Heer’. Het is een van de beroemdste liederen in de christelijke traditie: gefluisterd in de kloosters, gezongen in kathedralen, bij kaarslicht gepreveld in kleine afgelegen kerkjes, op muziek gezet door verschillende componisten, maar vooral bekend geworden door de indrukwekkende muzikale bewerking met trompetten en pauken van Johan Sebastiaan Bach. De lofzang van Maria behoort tot het vaste repertoire van liederen die in de dagen van Kerst gezongen wordt. Het is in feite het eerste Kerstlied dat aan ons is overgeleverd en het is inhoudelijk een van de beste kerstliederen die we kennen.

In deze middagdienst zullen we eerst stil staan bij de vraag hoe Maria er toekomt om dit lied te zingen. Wat vormt voor haar de aanleiding? Vervolgens zullen we kijken naar wat ze in dit lied zegt: waar zegt ze weinig over (over zichzelf; mij) en waar zegt ze veel over (over God; hij). Eerst de aanleiding tot dit lied.

2. De aanleiding

Het was allemaal begonnen met de aankondiging van de engel, waar we vanochtend bij stil stonden. Wanneer de engel Gabriël bij Maria komt en tegen haar zegt: God zal je een zoon zal geven, en Hij zal de zoon van de Allerhoogste zijn, Hij zal koning zijn tot in eeuwigheid .. dan is Maria’s reactie, in vers 38 – het vers dat direct aan onze tekst van vanmiddag vooraf gaat – ‘zie de dienares van de Heere, laat met mij geschieden overeenkomstig uw woord’. Maria reageert met overgave. Dat is ontzettend moedig. Verbazingwekkend eigenlijk. Want ze weet wat het betekent: ze zal een ongetrouwde moeder zijn, ze zal een kind krijgen voordat ze getrouwd is, haar leven zal in zekere zin geruïneerd zijn. Sociaal zal ze in de gemeenschap buitengesloten worden. Relationeel zal ze met argwaan bekeken worden. Zullen mensen haar vertrouwen als ze zegt dat ze geen gemeenschap, geen seks met een andere man heeft gehad? Er zullen praatjes en roddel komen. Veroordelende blikken van mensen. Dat zal haar heel veel pijn doen. Maar ondanks dat aanvaardt Maria het woord van de engel als een woord van God. Ze geeft zich over aan wat God wil. Maar er is op dat moment nog geen vreugde; geen opluchting; geen verwondering.

Soms is dat in het geloof ook zo. Dat je doet wat God van je vraagt. Dat je een stap in geloof zet: de toekomst in, naar die ander toe, naar een nieuwe taak. Maar je begrijpt nog niet waar het goed voor is. Je hart komt er nog niet in mee. Soms kun je zeggen: ik weet wat ik moet doen of dat ik moet volhouden, maar ik begrijp niet waarom het zo moeilijk is. Ik begrijp niet waar het goed voor is, waarom God dit van mij vraagt. Maar je geeft je over aan God, omdat je weet dat dit toch het beste is.

Maar nu komt er iets belangrijks. De engel zet Maria op weg naar Elisabeth. Haar oudere nicht, die onvruchtbaar was, is zwanger en zal ook een zoon krijgen. Zodra Maria dat bericht hoort, pakt ze haar koffers en gaat met spoed naar Elizabeth toe. Als ze dan daar aankomt en haar groet, wordt Elizabeth vervuld van de heilige Geest en krijgt een geweldig inzicht van God. En ze roept met luide stem: ‘waaraan heb ik dit te danken, dat de moeder van mijn Heer naar mij toekomt? Gezegend ben je onder de vrouwen, gezegend is de vrucht van je schoot. Zalig is zij die geloofd heeft wat de Heer tegen haar heeft gezegd’.

Het zijn die woorden die Maria’s hart raken. Ze komen bij haar binnen. Maar vooral wat Elizabeth daarna zegt. ‘Dat de moeder van mijn Heer naar mij toekomt’. De moeder van mijn Heer. Dat is een opmerkelijke uitspraak. Maria is een onbetekenend meisje. Zelf spreekt ze in haar lied over ‘haar nederige staat’. Sociaal gezien stond ze door haar zwangerschap buiten de gemeenschap. Later als zij en Jozef naar de tempel gaan om een offer te brengen als Jezus is geboren, offeren ze twee duiven. Dat was het offer voor de armen. Een ongehuwde moeder. Zwanger geworden buiten het huwelijk (ja door toedoen van God; maar dat wisten de mensen toen niet). En nu hoort ze Elisabeth zeggen: ‘Waarom komt de moeder van mijn Heer hier?’. Het kind dat ze draagt wordt door Elisabeth aangesproken als mijn Heer. Het kind dat ze straks zal baren is de Messias, is de zoon van de Allerhoogste God. Hij is de hoogste Heer. Die uitspraak is verbazingwekkend. Hoe weet Elisabeth dat? Dat dit kind dat geboren wordt God de Zoon is? Het kan niet anders dan dat de heilige Geest het haar heeft geopenbaard. We stuiten hier op het wonder en het geheim van de incarnatie. Dat God mens wordt en dat Maria daarvan de moeder zal zijn. Dat gaat ons verstand te boven. Dat is de bijzondere weg die God gaat. Hij daalde neer van zijn troon om mens te zijn. Hij legde zijn goddelijke glorie en majesteit af door een te worden aan ons mensen. Komt verwondert u hier mensen, ziet hoe dat God u bemint, zingt een kerstlied.

Het zijn deze woorden die Maria’s hart raken. Het kwartje valt. En Maria barst uit met een loflied: ‘Mijn ziel maakt groot de Heere, mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker.’ Was bij de engel haar overgave nog zonder inzicht, nu ziet ze het. Nu breekt de helderheid door. Nu komt de verwondering. Nu komt de blijdschap. En Maria begint het eerste kerstlied te zingen.

De les. Wat kunnen we hiervan leren? Hoe komt Maria tot het inzicht en tot haar loflied? Ze ontvangt het als ze bij Elisabeth is, door de woorden die zij tot haar spreekt. Het kwartje valt, het inzicht komt, in gemeenschap met anderen. Dat is het geheim. Dat is de les die wij mee kunnen nemen. Zo vaak komt het woord van God dat we nodig hebben, via een broeder of zuster. Zo vaak ontvangen we het ontbrekende puzzelstukje als we in gemeenschap met anderen zijn. Zo heeft God het ook bedoeld. Daarvoor heeft Hij ons in de kring van de gemeente geplaatst, omdat Hij via zijn lichaam tot ons spreekt.

De schrijver C.S. Lewis, vertelt in zijn boek De vier liefdes, over een vriendenkring waarvan hij lid was, met schrijvers als Tolkien en Williams. Naar aanleiding van het overlijden van een van zijn vrienden merkt Lewis op dat het niet zo is dat hij nu meer tijd heeft voor de vriendschap van de anderen en die beter kan leren kennen. Nee, het was juist de onderlinge reactie en interactie die hielp om elkaar beter en dieper te leren kennen. Dat moest hij nu missen. Lewis wil zeggen: er is juist een gemeenschap nodig om iemand beter te leren kennen. Dat geldt nog te meer voor het kennen van de Here Jezus. Mensen zeggen wel eens dat ze een band met Jezus willen hebben om Hem beter te leren kennen. In je eentje zal dat nooit lukken. Daar heb je elkaar voor nodig. Als je deel uitmaakt van een gemeenschap van gelovigen, die Jezus liefhebben en dienen, zul je hem echt leren kennen en ook zijn beeld gaan vertonen.

Dat geldt ook als we op zoek zijn naar wat God van ons wil. Je moet niet alleen afgaan op een gevoel of overtuiging, maar je hebt de bevestiging van je medebroeders en zusters nodig. Wat doet Maria? Ze haast zich naar Elisabeth toe. Daar ontvangt ze de bevestiging. Daar komt het inzicht. Dan komt de vreugde. En Maria gaat zingen. Met heel haar hart. Ze zingt haar loflied. Nu de inhoud van het lied.

3. De inhoud 1: Maria over zichzelf

Waar zingt Maria over? Ze zegt een paar dingen over zichzelf, maar zingt vooral over God. Wat zegt ze over zichzelf? ‘Mijn ziel maakt de Heere groot, en mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker, omdat Hij heeft omgezien naar de nederige staat van Zijn dienares. Want zie, van nu aan zullen alle geslachten mij zalig spreken, want Hij Die machtig is, heeft grote dingen aan mij gedaan en heilig is Zijn Naam’. Heel veel keer komt daar het woordje ‘mij’ in terug. Uit deze woorden blijkt de bijzondere positie van Maria. Wij als protestanten hebben hier nooit zoveel mee gedaan. Vaak uit reactie tegen de katholieke kerk. Die Maria zien als een soort voorbidster, als een soort middelaar. Een katholiek bid met enige regelmaat een weesgegroet (Ave Maria). Dat gebed gaat zo:

Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met U, gij zijt de gezegende onder de vrouwen, en gezegend is Jezus, de Vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God, bid voor ons, zondaars,nu en in het uur van onze dood. Amen.

Katholieken erkennen de bijzonder plaatst die Maria heeft in de heilsgeschiedenis. Maar gaan daarin wel te ver. Maria, vol van genade, zo wordt de groet van de engel in vs. 28 vertaald. Maar letterlijk staat er: ‘begenadigde’. Het is niet iets wat van Maria zelf is. Het heeft niet met haar geschiktheid te maken. Het voltooid deelwoord ‘begenadigde’ wijst er juist op dat zij de ontvanger is. Maria is niet de geefster van de genade. Ze is voorwerp, ze ontvangt. Bovendien noemt ze in vers 47 God haar Zaligmaker. Dat betekent dat ze belijdt dat ook zijzelf redding nodig heeft, verlossing van haar zonden. Zijn is niet volmaakt. Volmaakte mensen hebben geen Zaligmaker nodig.

Toch krijgt Maria hier een unieke plaats in het plan van God met deze wereld. Dat is geen reden om haar te vereren, maar het staat er toch maar wel, dat alle geslachten haar zalig zullen spreken. Wat is daarmee bedoeld dan? Ik denk dit: het gaat om haar houding. Maria is een model, een bron van inspiratie voor mensen van alle generaties. Waarom? Omdat zij het woord van God met geloof en overgave beantwoordde. Daarin is zij een voorbeeld. God zoekt mensen, ook onder ons, die net als haar, beschikbaar zijn, die zich met hart en ziel aan Hem willen overgeven en Hem willen dienen. Daarin is Maria een voorbeeld. En vraagt God aan ons: heb je ook acht geslagen op Maria? Volg haar na in haar overgave aan Mij. Doet u, doe jij dat ook?

4. De inhoud 2: Maria over God

Het loflied van Maria gaat vooral over God zelf. Hij heeft omgezien. Hij is machtig. Hij heeft een krachtig werk gedaan. Hij heeft hoogmoedigen uiteengedreven. Hij heeft machtigen van de troon gestoten. Hij heeft nederigen verhoogd. Etc. Steeds weer gaat het over Hij, over God. Dat maakt dit eerste kerstlied zo bijzonder. Het gaat niet over de winternacht; over de os en de ezel. Over de herdertjes in het veld. Het is niet zoetsappig, maar kernachtig. Want wat zegt Maria eigenlijk in dit lied? Ze zegt: ja inderdaad, God heeft zijn genade naar deze wereld gebracht. Gods genade is op aarde zichtbaar geworden. Na zoveel eeuwen stilte is Hij in beweging gekomen. De wind van zijn genade blaast krachtig. Maar net als bij een sterke wind, als je weet te zeilen of te surfen, dan kan de wind je ver brengen; maar als je niet voorbereid bent op de wind, dan kun je door de wind ook helemaal meegenomen worden de verkeerde kant op, dan kan je boot ook omkieperen, je kunt verdrinken of op de rotsen vastlopen.

Dat is wat Maria zegt. Gods genade is gekomen. Als je het met nederigheid ontmoet, ontvang je zijn genade. Zijn barmhartigheid is voor degenen die Hem vrezen (vs. 50). Mensen die ontzag hebben, die zeggen: Heer wat wilt u dat ik doe. Laat met mij gebeuren overeenkomstig uw woord. Nederigen (dat zijn armen van geest) heeft Hij verhoogd, hongerigen (mensen die met lege handen staan) heeft Hij met goede gaven verzadigd. Gods genade is dus voor hen die zich verwonderen: Heer wat bent u goed! Dat u naar mij omziet. Terwijl er zoveel op mij aan te merken valt. Het evangelie waarvan Maria zingt, is nu juist dat mensen gered woorden door genade, niet omdat ze van uit zichzelf goede mensen zijn en God zoveel hebben te bieden. Als je nederig bent, zal God je oprichten; als je hart ontvankelijk is voor Hem, zal Hij je verzadigen. Dan zul je door de wind van zijn Geest gezegend worden, dan zal Hij je meenemen, op de oceaan van zijn liefde, en zul je zijn wind in de rug hebben en brengt God je tot je bestemming.

Maar – en dat is de andere kant – als je trots of hoogmoedig bent, als je hart voor God gesloten is, dan blaast de wind van Gods genade je omver, dan zul je van je troon afvallen, dan zul je uiteengedreven worden. Dat is een aangrijpend woord, want dat gaat over verstrooid worden. Daar zit iets in van uiteenvallen, desintegratie. Dan zul je geen mens meer zijn uit een stuk. Maar sociaal, psychologisch, relationeel, godsdienstig, verdeeld raken. Dan raakt je de grip op je leven totaal kwijt.

De genade van God is als een sterke wind, die blaast, en als je je daardoor laat meenemen, dan kom je op ongelooflijke plaatsen, die wind drijft je zelfs in de armen van God. Maar als je je tegen die wind blijft verzetten, dan kom je met lege handen te staan, dan zul je schipbreuk lijden, dan loop je het risico om te verdrinken.

5. Slot: Gods Woord is zeker!

Gods woord is zeker. Daar gaat dit lied van Maria over. Ze zingt ervan, wij mogen het horen. De vraag is hoe we er op reageren.

Want waar Maria over zingt, zal zeker gebeuren. Ze spreekt erover als een voldongen feit. Misschien was u dat ook wel opgevallen. Steeds weer het refrein: Hij heeft, Hij heeft, Hij heeft. Het lied van Maria gaat over de toekomst, over wat nog zal gebeuren, maar het is neergeschreven in de verleden tijd. In het Grieks een aoristus, een verleden tijdsvorm. Maar die aoristus moet gezien worden als een aoristus profeticum. Door de Geest geïnspireerd ziet Maria in haar geest al wat gaat komen. De werkelijkheid van God die ze profetisch ziet, is voor haar zo zeker, dat ze het beschrijft als een voldongen feit.

En daar komt dit nog bij. Want hoe eindigt ze haar lied? Vers 55: zoals God gesproken heeft tot Abraham. Dat was meer dan 2000 jaar geleden. Maar het is allemaal gebeurd zoals God heeft voorzegd. De Here Jezus die geboren is, heeft ook beloofd terug te komen naar deze aarde – wij leven in de tijd tussen zijn eerste en tweede komst – en ook deze belofte is 2000 jaar oud. Twijfel dus niet aan de waarheid van dit woord, aan de boodschap van dit lied.

De wind van Gods genade blaast nog steeds. En als wij net als Elisabeth, in Jezus – waarvan wij binnen enkele weken zijn geboorte gedenken – als wij Jezus erkennen als onze Heer, als wij zeggen, Heer, u bent het op wie ik mijn leven richt, u wil ik kennen, u wil ik volgen, u wil ik dienen, dan zal de wind van Gods Geest ons in Zijn armen drijven. Amen.