(1) Geloof en houvast: een troostvol fundament!

Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
(1) Geloof en houvast: een troostvol fundament!
Loading
/
Schriftlezing: Romeinen 8:1-17
Datum: 5 januari 2020
Download PDF


Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
(1) Geloof en houvast: een troostvol fundament!



Loading





/

1. Bijzondere inzet

Wat is uw enige troost? Wat is jouw enige troost? Ja, ik val maar gelijk met de deur in huis vanmiddag. Dat doet de catechismus immers ook. Dan moet u bij troost niet gelijk denken aan verdriet maar aan houvast of fundament. De betekenis van het woordje troost komt nog het dichtste bij het Engelse woord ‘trust’. Wat is nu je trust, je grond-vertrouwen?

Het is nog al een vraag. Meestal stel je die niet gelijk in een gesprek. Dat is een vraag voor wat later op de avond, als je in een goed gesprek bent gewikkeld, als je met elkaar over diepere levensvragen doorpraat of misschien wel als je aan een ziekbed zit of als je merkt dat je krachten minder worden… Het is een vraag naar wat je ten diepste gelooft. Naar wat in geloof je diepste identiteit is… Soms is het goed om die vraag te stellen… als ik jou nou zo hoor praten, je bent zo druk met van alles en nog wat, je hebt zoveel drang om je te bewijzen, maar je identiteit hangt daar toch niet van af? Of nu je leven zo kwetsbaar is en je merkt dat je krachten minder worden, en je moppert daar zo over, dat een van je kinderen of iemand die op bezoek bij je is, je vraagt: maar wat betekent je geloof dan voor je? Wat is houvast nu je in deze situatie zit?

Het is niet een vraag om een gesprek op een verjaardag mee te openen…

Het is dus best opvallend dat zondag 1 met deze vraag begint. Het had misschien meer voor de hand gelegen om deze vraag en antwoord ergens aan het einde te vinden. Na de uiteenzetting van het geloof en wat wij als kerk geloven en belijden. Als een soort climax. Samenvattend. Nu we dit allemaal gezien hebben, wat is dan je enige troost?

We worden met deze vraag gelijk in het diepe gegooid. En dat lijkt me gewoon goed. Soms kunnen gesprekken erg aan de oppervlakte blijven, misschien herkent u dat wel. Je cirkelt voortdurend om de hamvraag heen. Het komt niet dieper. Nu ligt die vraag open op tafel en moeten we er allemaal wat mee.

Er is nog iets wat aan de inzet van de catechismus opvalt. Wie vandaag de dag vraagt naar de betekenis van het geloof in God, begint meestal met andere vragen te stellen: naar bewijzen voor het bestaan van God; of naar de macht van God, gelet op het lijden in deze wereld: als er dan een God is, waarom is er dan zoveel leed? De vraag naar de troost of het houvast staan meestal niet vooraan. Maar toch niet onbelangrijk. Misschien is het wel de belangrijkste vraag van alle vragen die je kunt hebben. Want hoe belangrijk is het niet dat je leven op vaste grond staat, dat je een fundament hebt, dat er dingen zijn in je leven die onopgeefbaar zijn. Voor je leven hier op aarde. Maar ook voor als het op sterven aankomt.

We overdenken het antwoord van de catechismus in drie punten: (1) de inhoud van deze troost; (2) de prijs van deze troost; en (3) de vrucht van deze troost.

2. De inhoud van de troost (1)

Als je goed kijkt naar het antwoord, dan zie je dat dit cirkelt om één begrip, één kernwoord, en dat is ‘eigendom’. Ik behoor niet meer mijzelf toe, maar ben het eigendom van mijn trouwe Heiland Jezus Christus. Het persoonlijk bezit van de Here Jezus. Het antwoord neemt hier enkele kerngedachten van de apostel Paulus over. Zoals uit Romeinen 8:15: de gelovigen hebben de Geest van aanneming tot kinderen ontvangen. Zij mogen God nu als hun Vader aanspreken. Zij zijn geadopteerd in het gezin van God. Of zoals Paulus elders van zichzelf zegt, dat hij een slaaf of dienaar van Christus is. Dat betekende in die tijd, zoals dat bij slaven het geval was, dat zij het eigendom, het bezit waren van hun meester. Hij had ze namelijk verworven en kon dus over hen beschikken. Zo zag Paulus zich als het eigendom van Christus.

Dat is wat het antwoord van de HC hier benadrukt. De kern van het christen-zijn is dat je niet meer van jezelf ben. Maar van Christus. Wie het eigendom van Christus is, is weer verbonden met God. Wij zijn als mensen geschapen naar het beeld van God. Dat betekent dat we aangelegd zijn op God. Om met Hem te leven in liefde en vertrouwen. Ons hart is onrustig als het niet verbonden is met God. Bij God vinden we rust en geborgenheid, oriëntatie en geluk. Toen Adam misbruik maakte van zijn vrijheid, kwam het tot een vertrouwensbreuk tussen God en de mens. Het beeld dat de mens vervolgens had van God was een verwrongen beeld. Sindsdien heeft de vreemde gedachte bij de mens post gevat, dat God een bedreiging is, een belemmering voor zijn vrijheid. In onze cultuur komt dat tot uiting in een enorme behoefte, in een sterke drang naar autonomie, naar zelfbeschikking. ‘Nee, dat maak ik zelf wel uit’. ‘Waar bemoei jij je mee?’. ‘Dat bepaal ik zelf’. Maar daar zit natuurlijk een prijskaartje aan. Het betekent dat je met al je vragen, twijfels en onzekerheid aan jezelf bent overgeleverd. Aan de terreur van je eigen ik. Overgeleverd aan wat andere van je vinden of willen. Vaak zijn we helemaal niet zo vrij, maar gebonden aan verslavende machten en misleidende ideologieën. Met als gevolg: dat velen innerlijk vermoeid zijn, omdat ze telkens het wiel zelf moeten uitvinden. Ook eenzaamheid is het gevolg, je bent overgeleverd aan jezelf. Zonder bestemming, omdat je geen duidelijk zin vindt in je bestaan op aarde. En daarom zoeken we massaal hulp bij psychologen en coaches. Om in de veelheid van dingen een weg te zoeken.

Wie het eigendom van Christus is, is geen zwerver meer op aarde, maar een kind. Er is een thuis, waar je welkom bent. Er is een doel. Door het geloof in Christus wordt je weer met God verbonden, zo kom je tot je bestemming. Want je bent in handen van Hem die je gemaakt heeft. Hij weet als onze Schepper alle ins en outs van onze persoonlijkheid. Hij weet als geen ander hoe we tot onze bestemming kunnen komen.

Bij God zijn we als een vis in het water. Een vis is het gelukkigst als hij in het water kan leven. Tegelijk is hij ook gebonden aan het water. Leg je een vis op het droge, dan kan hij niet leven en sterft hij. Verbonden met het water is er leven. Zo ook hier: verbonden met Christus is er leven en komen we tot onze bestemming. Paulus zegt: als de geest van Christus in je woont, dan zal Zijn Geest je levend maken (8:11). Hij zal je helpen om in vrijheid te leven en te worden wie je in Christus mag zijn.

Wie het eigendom van Christus is geworden, is twee keer van God.

[Voorbeeld zeilboot].

Hoe ga je die troost binnen? Hoe krijg je dat fundament? Het antwoord is eenvoudig: door te geloven. Door je vertrouwen te stellen op de Here Jezus. Later in vraag 21 komt aan de orde wat ‘geloof’ is. Het antwoord wijst dan op twee dingen: voor betrouwbaar achten wat God in Zijn Woord geopenbaard heeft. Dat heeft dus met kennis van het Woord te maken en daar ook mee bezig zijn. Zo groeit het vertrouwen. Dat is het tweede kernwoord. Vertrouwen dat wat Christus gedaan heeft, ook voor mij geldt. Dat vertrouwen wordt door de Geest gewerkt in onze harten. In de context van het Woord, de prediking, van bijbelstudie. Het is je gewonnen geven Christus. Het is genoeg hebben aan Hem. Het is Hem niet meer missen kunnen.

De vraag van de HC naar wat onze enige troost is, is ook een vraag of wij die troost kennen? Of wij het eigendom zijn geworden van Christus. Toen we gedoopt zijn, legde God al Zijn hand op ons leven. Toen we belijdenis deden hebben we beloofd om ons leven aan Christus te wijden. Maar daarna kan er van alles zijn gebeurd. Als er andere zaken tussen ons en Christus zijn komen te staan, dan is het zaak om onze relatie met Hem weer te herijken. Wie is de Here Jezus voor u en voor jou? Wat zou je op die vraag antwoorden vanmiddag? [stilte …]

Gelukkig worden wij vanmiddag niet op onszelf teruggeworpen. Het antwoord van de HC wijst op Christus. Net als Paulus in Romeinen 8. Alles staat of valt met Hem! Zo komen we bij het tweede punt.

3. De prijs van de troost (2)

De troost is duur betaald. Christus gaf zijn eigen bloed ervoor. Hij was bereid om Zijn eigen leven ervoor weg te geven. Zijn dierbaar bloed zegt het leerboek. Hij bracht het offer van Zijn leven. Als een Lam droeg Hij de zonde van de wereld weg. Dat wat scheiding maakte tussen God en ons is door Jezus meegenomen in het graf. De kern van de hele offerdienst van het Oude Testament ligt vooral in het bloed. In het bloed zit het leven. Als iemand zijn bloed verliest, is hij ten dode opgeschreven. Het was het middel dat God had ingesteld om zonden weg te nemen. Een lam sterft in de plaats van de mens die zondigt. Zo ook Jezus. Hij neemt de plaats in van de mens die zondigt, van u, jou en mij.

Dat beeld van bloed en van een offer, staat misschien wat verder van ons af vandaag de dag. Wij slachten zelf geen dieren meer. Maar voor de mensen in Israël was het een sprekend beeld. Het liet iets zien van de ernst van de zonde. Dat besef zit ook in het antwoord van de Catechismus. Het zit ook in dat grote betoog van Paulus in Romeinen 8. Daar horen wij hem in vers 3 en 4 zeggen: God heeft Zijn eigen Zoon gezonden in een gedaante aan het zondige vlees, omwille van de zonde, om zo de zonde te veroordelen en verzoening te doen.

Dat is de weg die Jezus gegaan is om ons het leven te geven. Aan die troost, aan dat fundament, zit dus een prijskaartje. Paulus zal later in 1 Korinthe 6:20 zeggen: ‘U bent duur gekocht’. Jezus’ dood is de losprijs waarmee de gelovigen worden vrijgekocht van de slavenmarkt van de zonde. Dat besef moeten we steeds voor ogen houden: we leven op kosten van een ander. We leven voor rekening van een Ander, met hoofdletter. Dat besef zal ons leven ook stempelen, hoop ik. Als je veel moeite hebt gedaan om iets te kopen of iets te verkrijgen (mooi schilderij, een bijzonder voorwerp of een zeldzaam vaasje), dan ben je er zuinig op. Je koestert het, je behandelt het voorzichtig, je waardeert het elke keer als je er naar kijkt.

Dat is de uitnodiging van zondag 1. Besef dat er aan je leven en aan je vrijheid een prijskaartje zit. Iemand heeft er voor betaald. Iemand gebruikte het volgende voorbeeld.

Stel je zit in de gevangenis. Je hebt misdrijf gepleegd of een ernstig delict. Je zit vast. Dan klinkt er op eens sleutelgerammel. De deur wordt geopend en een cipier zegt: ‘Je bent vrij, want er is losgeld voor je betaald’. Je wordt naar buiten gebracht. Dan zie je iemand op je toekomen, die je vroeger niet kon uitstaan. En laat juist deze persoon het losgeld hebben betaald. Dat doet wat met je, toch? Dat raakt je diep. Stel je zo’n situatie voor, als je aan de Here Jezus denkt. En verwonder je ervoor. Dit deed hij voor mij! En dan het laatste.

4. De vrucht van de troost (3)

Als je het eigendom, het kostbare bezit van Christus bent geworden, dan ervaar je de volgende gevolgen, dan is er een vijfvoudige vrucht:

a. volkomen vergeving.

Ik leg daar nog even de vinger bij. Hij heeft voor al mijn zonden volkomen betaald. De vergeving is dus volledig. Ze omvat alles. Mijn verleden. Mijn heden. En ook wat ik in de toekomst nog zal doen aan zonde. Er is geen zonde waar Christus niet voor heeft geleden. En daar mag je dus een beroep op doen. Altijd weer. Het enige dat God vraagt als we komen, is oprecht berouw. Langs die weg is God genadig.

b. verlossing van de macht van de duivel.

Dat besef zijn wij wat kwijt geraakt. De tijd dat de catechismus geschreven werd, was de duivel een harde realiteit in de levenservaring van elke dag. In de vijandschap tegen het christelijke geloof. Maar ook in ziekte en rampen werd de hand van de boze gezien. Niemand minder dan Luther heeft een bitter gevecht met satan gevoerd. Voor ons is dat meer op achtergrond geraakt. De realiteit van engelen en demonen speelt meestal in de geloofsbeleving vandaag de dag geen grote rol. In de Bijbel is dat anders. Paulus noemt in 2 Korinthe 4 de duivel de ‘god van deze eeuw’, onder wiens invloed alle mensen verkeren. En wie tot geloof komt wordt door God getrokken uit de ‘macht van de duisternis’ en overgezet in het ‘koninkrijk van Gods geliefde Zoon’ (Kol. 1:13). Die strijd is er dus ook in het leven van de gelovige. In Romeinen 7 heeft Paulus daar uitgebreid over geschreven. Over hoe er aan ons wordt getrokken. En ook in Romeinen 8 komen we die strijd tegen. Let er maar eens op wat Paulus schrijft over vlees en Geest. Vlees staat voor zonde, dood en oordeel. Het is je oor te luisteren leggen bij je eigen hart, het is gehoor geven aan de influisteringen van de boze. Het vlees is de plek waar satan op inwerkt om ons bij Christus vandaan te trekken. Aan de andere kant is er de kracht van de Geest. Die leven geeft, vrede, gerechtigheid, vrijspraak. Die ons tot kinderen van God maakt en tot erfgenamen.

Wij leven in dat krachtenveld. Maar wat heeft Christus gedaan? Hij heeft de macht van satan gebroken. Hij heeft ons bevrijd uit de strik van satan. De macht van de boze is gebroken. Dat betekent dat wij ons niet langer gehoor hoeven te geven aan de stem van de boze. De Geest laat ons delen in de overwinning van Christus.

c. Verzorging.

Een christen heeft een Vader die zorgt. Hij bewaart mij. De haren van mijn hoofd zijn zelfs geteld. Zonde de wil van mijn Vader kan geen haar van mijn hoofd vallen, zegt de Catechismus. Het woordje ‘wil’ is bedoeld als troost. Maar het kan ook misverstanden oproepen. Als er dan een haar van je hoofd valt, als er dan wat in je leven gebeurt, dan is dat de wil van je Vader. Maar die kant moeten we niet opgaan. Zo dicht mogen we de Here God niet verbinden met zonde en kwaad. De tekst van de catechismus komt uit Mattheus 10:29-31. Daar staat het net even anders: ‘Worden niet twee musjes voor een penninkje verkocht? En niet een van die zal op de aarde vallen buiten uw Vader om. En ook de haren van uw hoofd zijn alle geteld’. Dus: buiten uw Vader om. Dat is de taal van de Bijbel. Hij is er bij, dat is de troost; maar Hij kan nooit de auteur zijn het kwaad of van het lijden dat ons treft. Wat er ook gebeurt, het zal dienen tot mijn zaligheid. Dat is wat Paulus in Romeinen 8 aangeeft: God zal het kwade laten meewerken ten goede. Zijn plan met ons leven en deze wereld komt door het lijden en kwaad dat ons kan treffen, niet in gevaar.

d. Verzekering.

God verzekert mij door de Heilige Geest van het eeuwige leven. Wie het eigendom is van Christus, wordt door de Geest verzekerd, dat hij ook daadwerkelijk een kind van God is. Paulus zegt het zo mooi in vers 15: ‘U hebt de Geest van aanneming tot kinderen ontvangen, door wie Wij roepen Abba Vader!. De Geest zelf getuigt tot onze geest dat wij kinderen van God zijn’.

We hoeven niet in het ongewisse te blijven of we nu wel een kind van God zijn of niet. Gods Geest verzekert. Hij leert je het te geloven. Ja ook voor mij deed Jezus dit. Zekerheid is een vrucht die groeit in de weg van het bezig zijn met het Woord en als antwoord op het gebed. Dicht bij het Woord is dichtbij Jezus. Zo raak ik ervan overtuigd dat niets mij kan scheiden van de liefde van Christus. Hoezeer mijn hart, mijn leven, en de omstandigheden, satan ook protesteren. De Geest leert mij rusten aan Gods vaderhart.

e. Verlangen.

De laatste regel van het antwoord luidt: ‘de Geest maakt mij van harte breid om voortaan voor Hem te leven’. Wat is Gods grote verlangen van hen die het eigendom van Christus zijn geworden? Dat ze Hem steeds meer eigen worden. Dat je als gelovige steeds meer met Christus vertrouwd raakt. Dat is de intieme, bevindelijke kant van het geloof. Zoals een schaap dat steeds meer eigen is aan de herder en daarom naar hem luistert. Zo ook wij als gelovigen: dat we Christus steeds beter leren kennen en Hem ook zullen gehoorzamen, in wat Hij van ons vraagt. Van harte bereid. Dat is met een groeiend verlangen om voor God te leven.

Zoals het motto van de IPNA in Chili was, ontleend aan Calvijn. Mi corazón te ofrezco o Dios, pronto y sincero’: U bied ik mijn hart aan, Heere, bereidwillig en oprecht. Amen.