Als God de hemel opent …

Schriftlezing: Jesaja 63:15-65:3
Datum: 18 december 2016
Download PDF


1. Advent in één zin: O God kom!

De roep van Jesaja: Och, dat U de hemel zou openscheuren, dat U zou neerdalen! Dat is in één zin Advent. De diepe hunkering naar de komst van God. O, Heere God, breek toch door, zodat iedereen het ziet en weet, dat U God bent. Het diepe verlangen dat de Heere God doorbreekt en nu eindelijk tevoorschijn komt. Als u toch eens zelf zou komen, Heere!

Wat kun je daar naar verlangen, als de hemel van koper lijkt, als je leven door zo’n donker dal gaat, dat God er doorheen breekt, en dat Hij in je leven binnenkomt. Dat Hij in een keer alle wolken van twijfel en ongeloof, van aanvechting en verdriet, aan de kant schuift, en dat Hij verschijnt. Dat God in je leven, in je situatie binnenkomt, genezend en helend, vertroostend en vergevend. Wat kun je daar soms naar uitzien! Als je om je heen kijkt, en denkt aan het lijden, de oorlog die in plekken als Syrië maar doorgaat, de onderdrukking en het geweld dat niet ophouden. Heere God maak er alstublieft een eind aan. Kom zelf!

Zou u of jij het op deze vierde Advent meezeggen met de profeet en met het volk: Och, dat U de hemel openscheurt en dat u zelf neerdaalt en komt. Zou u dat durven bidden? Want er zit aan het komen van God ook een andere kant. Ben je er dan klaar voor om God te ontmoeten? Zou je willen dat Hij je kamer binnenkomt en ziet wat je op je pc doet? Zou hij naast je mogen zitten op je werk, tijdens een vergadering of in de directiekamer, of als je klanten aan het helpen bent? Zou hij met je mee kunnen gaan als je met je vrienden uitgaat? Zou hij naast je kunnen zitten op school of in de kantine? Zou je hem op je verjaardag toelaten? Mag hij zien wat je op je slaapkamer doet of hoe je met je geld omgaat?

Ik bedoel: het gebed is een spannend gebed. Want als God komt, komt Hij als de heilige God. Als de God voor wie zonde en onreinheid niet kunnen bestaan? Niemand kan God toch zomaar zien en in leven blijven? Zou je het echt willen dat God je leven binnenkomt. Misschien komt dat je bij nader in zien niet uit, Je leeft liever ongestoord verder. Wie niet? Hoe meer we over dit gebed nadenken, hoe indringender het op ons afkomt: wacht even, dit is niet zomaar een gebed. Wat vragen we eigenlijk? Ben ik er aan toe om God te ontmoeten? Zou ik echt willen dat Hij komt?

2. Waarom moet God komen?

De profeet en het volk bidden om de komst van God. Waarom moet God komen? Waarom bidt men om Zijn komst?

Het volk is in grote nood. Want wat heeft Jesaja zojuist gezien, in hoofdstuk 63? Hij heeft een man zien komen uit het gebied van de Edomieten. Hij ziet eruit of hij wijn geperst heeft. Om wijn te maken, werden de druiven op een hoop gegooid en met blote voeten vertrapt. Het sap spoot uit de druiven en dus kwamen de kleren van de mensen helemaal onder de vlekken te zitten. Deze man, die met grote passen komt aanzetten uit Edom, het rode land, zat onder de rode vlekken. Aanvankelijk dacht Jesaja dat hij de wijnpers had getreden. De hoofdstad van Edo was Bozra en dat betekent ‘wijnpers’. Het was het centrum van de wijnindustrie. Maar deze man heeft niet de wijnpers getreden. Zijn kleren zitten onder het bloed. Hij heeft zojuist het oordeel over Edom uitgevoerd. Edom is gestraft voor wat zijn aan Gods volk hebben gedaan. Het was al weer even geleden, maar de profeet Obadja heeft daar indringend over geprofeteerd.

Edom is het broeder volk van Israël. De naam Edom betekent rood. Die naam is verbonden met Esau, wat ook rood betekent. De Edomieten zijn de nakomelingen van Esau. Het zijn eigenlijk tweelingvolken. Maar Edom koesterde voor Israël geen enkele liefde. Want wat had het gedaan? Toen Israël bedreigd werd en onder de voet gelopen werd door de Babyloniërs, kwam het hen niet te hulp. Nee, nog erger. Toen velen uit Israël op de vlucht gingen, stonden de Edomieten hen bij een nauwe bergkloof op te wachten om ze te beroven en om te brengen. Een lafhartige daad. Ze hadden ervan geprofiteerd. De goederen buitgemaakt en de vluchtelingen gedood. Maar God was het niet vergeten. Hij zou er op terug komen en het onrecht van Edom straffen. God doet recht. En dat ziet Jesaja in het visioen. Het zijn aangrijpende en huiveringwekkende beelden. Als God het kwaad straft en het onrecht vergeldt.

Maar dan, dan ziet de profeet nog iets. Hij ziet deze man die zojuist het oordeel over Edom heeft voltrokken, recht op Jeruzalem afkomen. De man die alles recht komt zetten en vernietigt wat verkeerd is. Hij komt van Edom recht op Israël en Jeruzalem af. En de schrik slaat de profeet en het volk om het hart. Het zal toch niet waar zijn, dat Hij naar ons toekomt? Het zal toch niet zo zijn dat Hij ons komt oordelen? Voelt u de spanning? Wat als God naar ons toekomt? En in een keer ligt alles stil. Men zegt wel eens dat iemand die verdrinkt of door een ongeluk op het randje van de dood komt, dat in één flits, zijn leven aan hem of haar voorbijtrekt. Zo ook hier.

Als in één flits beseft het volk, zijn wij gereed om de Rechter te ontmoeten? Nee, dat zijn ze niet. In 64 vers 10 en 11 lezen we dat de stad Jeruzalem verwoest is, dat de tempel, waarin de het volk de Heere geprezen had, met vuur verbrand is. En dat het volk de tempeldienst niet kan uitoefenen en geen offers kan brengen. Maar dat is niet wat ze meeste zorgen baart. Dat zijn in zekerze zin nog uiterlijke dingen. Maar in 63 vers 7 -14 lezen we tot drie keer toe, dat ze de Heilige Geest bedroefd hebben. Ze hebben misbruik gemaakt van de liefde die God over hen uitstortte. In al hun benauwdheid was Hij benauwd. Hij was er bij, God. Hij bevrijde hen door Zijn liefde en genade, lezen we in 63 vers 9. Hij was er. Hij gad rust. Hij leidde het volk door Zijn Geest. Zo is Gods liefde over hen uitgegoten. Maar tevergeefs. Onbeantwoorde liefde is iets tragisch. Gods liefde is over de wereld uitgegoten en wordt nog elke dag over ieder van ons uitgestort. Deze liefde was bovenal gericht op zijn volk – zijn standvastige liefde. Dat moet hen toch wel geraakt hebben, zou je denken. Dat doet toch wel wat met je.

Ik moet denken aan een moeder met een geadopteerde zoon. Jarenlang zorgde ze voor hem. Ze cijferde zichzelf weg voor hem. Ze verpleegde hem toen hij ziek was. Ze had hem op een goede school gezet. Ze had voor hem alles gedaan wat ze maar kon. Op een dag nam hij de benen, als jongen van zestien ging hij er met al haar spaargeld van door. Dat was de beloning voor de liefde die ze hem had gegeven. Haar verdriet was zo diep en zo intens. Zo zei God mij zullen ze zeker toch niet bedriegen… Maar dat deden ze wel. Ze bedroefden het meest kostbare dat hij had: Zijn heilige Geest.

Als de profeet en het volk dat beeld zien van die man, die het oordeel voltrekt en die recht op Jeruzalem afkomt, slaat de schrik hen om het hart. De man komt met grote stappen recht op de stad van God af. Wat nu? Wegvluchten kan niet meer. Ze kunnen geen kant op. Er is nog een uitweg. Een weg die begaanbaar is. Het is als met een zieke die op bed is, hij kan nog maar een ding doen: omhoogkijken. De weg omhoog is de enige weg die nog begaanbaar is.

Het is deze spanning die Jesaja omzet in een aangrijpend gebed, een van de eerlijkste gebeden die we in de Bijbel kunnen vinden. Het gebed staat stijf van de spanning: vurige verlangen naar een antwoord van God en tegelijk een diep besef dat ze er nog niet klaar voor zijn om God te ontmoeten.

Soms proef je die spanning bij mensen die gaan sterven. Het verlangen naar een einde van de lijdensweg. De spanning: bij God te willen zijn en tegelijk er – voor hun gevoel – niet klaar voor te zijn. Wat bidt Jesaja. Ik noem drie dingen die mij opvielen.

3. Het gebed van de profeet

a. Hij pleit op Gods barmhartigheid.

Kijk uit de hemel en zie, waar is uw innerlijke barmhartigheid (63 vers 15)? Jesaja begint met een beroep op Gods medelijden, op zijn barmhartigheid. De profeet weet dat wanneer je mensen in nood aankijkt, je met hen meevoelt. Want zo vaak gebeurde het – weet de profeet – dat wanneer God mensen aankijkt, dat Hij innerlijk met ontferming werd bewogen. Kijk en zie Heere. Wij zijn in nood.

Je kunt geen bewogenheid hebben als je de persoon niet hebt gezien. Vandaar dat organisaties die geld verzamelen voor goede doelen, voor noodhulp aan getroffen gebieden, als er ergens hongersnood of oorlog is, altijd foto’s laten zien. Want een foto van een vluchteling, een kind dat ondervoed is, roept meer medelijden op dan lange brieven of breedsprakige oproepen. Zo ook hier. Jesaja vraagt God om met ontferming naar zijn volk te kijken.

Dat appel om ontferming, gaat tegelijk samen met een diep besef van berouw en verootmoediging. Jesaja 64 vers 5: wij hebben gezondigd. Vers 6: onze daden zijn een bezoedeld kleed. Als Gods komst aanstaande is, dan heeft het geen zin meer om je achter je daden te verschuilen. Dat weten we allemaal. Nee, zo bedoelde ik het eigenlijk niet; het is toch niet zo erg. Ik heb echt mijn best gedaan. Ik was het niet, de duivel zette mij ertoe aan. Duizend excuses, maar ze helpen niet. Er is maar een ding wat helpt: en dat is open kaart spelen met God. Heer, dit is mijn leven. Ik heb gezondigd. Eerlijk zijn tegen God, dat is het meest bevrijdende dat er is. Heb je dat wel eens ervaren. Dat je met iets rondliep, dat je voor jezelf hield? Dat vreet aan je. Het komt je steeds in gedachten. Je voelt je schuldig. Het knaagt aan je. Als je iets hebt gestolen. Iets in het verborgene gedaan. Dan knaagt je geweten, als het goed is. Maar als je het zegt, uitspreekt, naar iemand toe, of naar God toe, dat lucht zo op. Dat is deze zegen van de schuldbelijdenis. Zo doet het volk: het speelt open kaart. Dit is ons leven. Wij hebben gezondigd. Onferm u Heer. Daar kunnen we iets van leren. En dan het tweede.

b. Hij roept God aan als Vader.

Is dat u ook niet opgevallen? U bent toch onze Vader (63:16)? U Heere bent onze Vader! Maar nu Heere, u bent onze Vader (64:8). Hier wordt een beroep gedaan op onze Vader. De mensen hebben niemand anders om naar op te zien. Abraham is hun aardse vader. Maar tot hem kunnen ze zich niet richten. Tot hun aardse vader Jakob evenmin. Ze mogen dan goddeloze kinderen zijn, opstandige kinderen, die de liefde van God hebben misbruikt, Hij is en blijft hun Vader! Wij zijn uw volk. Heere, u hebt zich aan ons verbonden. 64 vers 8: U bent onze Pottenbakker, wij zijn het leem. U hebt ons gemaakt en geschapen. Wij hebben uw werk dan geruïneerd. Maar we zijn wel uw werk. We mogen dan uw beeld in ons ontsierd hebben, maar we dragen nog altijd uw beeld. Wij zijn opstandig, maar u blijft onze Vader.

Dat is inderdaad het geheim van het verbond. Dat is inderdaad het geheim van het geloof. Want hoe hebben wij God leren kennen. Jezus heeft ons laten bidden: Onze Vader in de hemel. En de Heilige Geest zegt het ons voor, roept zelfs in ons: Abba, Vader. Dat appel, daar kan God niet achter terug. Want Hij kan niet ontkennen dat Hij ons gemaakt heeft. Hij kan niet ongedaan maken dat Israël en dat wij Hem hebben leren kennen als Vader. Dat is een teer beeld. Je proeft dat ook in dit gebed. Het volk heeft geen been om op te staan, het enige dat ze kan doen is pleiten op de vadernaam van God. Dat kunnen wij meenemen. Wat er ook speelt in ons leven, wij mogen God kennen als onze Vader.

Wat is de zegen hiervan? Ik zeg het met de woorden van HC, vraag 120: Waarom heeft ons Christus geboden, God aldus aan te spreken: Onze Vader? Om terstond, bij het begin van het gebed, in ons het kinderlijke ontzag eb vertrouwen op God te wekken, die de grond van ons gebed vormen, namelijk dat God door Christus onze Vader is geworden en dat Hij ons, wat wij Hem met een echt geloof bidden, veel minder zal weigeren dan onze vaders ons aardse dingen ontzeggen.

Als je bidt, spreek dan God aan als Vader. En het derde punt van het gebed is, dat Jesaja

c. Hij bidt dat God zelf komt!

Dat maakt dit gebed tot een echt adventsgebed. Jesaja doet een beroep op de Heere om iets aan de situatie te doen. Het volk staat met lege handen. Het is een gebed uit de diepte. Heere, het gaat hem niet worden, het gaat ons niet lukken, om hier uit te komen, de omstandigheden zitten tegen en wij zitten niet mee. Maar als God komt, dan gaan de dingen veranderen. Dan zullen de volkeren zien dat Hij de levende God is. Als God komt dan gaan de dingen pas echt veranderen. Dan neemt Hij de regie. En als Hij gaat werken, ja dan komt het goed!

En als de hemel scheurt en God verschijnt – wie krijgen we dan te zien? Is dat die man die de profeet al naar Jeruzalem ziet komen. De man die het oordeel gaat voltrekken? Als God de hemel opent, dan zien we Jezus. Hij is Gods doorbraak in eigen persoon. Is dat het antwoord dan? Zal dan alles anders worden?

4. Jezus is het antwoord!

Kent u dat wonderlijke verhaal? Aan het einde van de geschiedenis zijn miljoenen mensen samengekomen voor de troon van God. Ze staan in groepen te wachten op wat komen gaat. Iedereen heeft eigenlijk hetzelfde gespreksonderwerp: ‘Hoe kon God al dat lijden toelaten? Was dat nu zijn liefde? Zo’n God kan toch geen recht spreken over ons? Hij zou eens meegemaakt moeten hebben wat wij hebben meegemaakt!’ Een zwarte man wijst direct op de striemen in zijn hals: ‘Ze hebben mij mishandeld, alleen omdat ik een neger was.’ Een jong meisje staart wezenloos voor zich uit: ze is in haar jeugd misbruikt, in haar ogen schuilt een onpeilbaar verdriet. Een Jood toont een gebrandmerkt nummer op zijn arm, van concentratiekamp Auschwitz. Ja, de menigte is teleurgesteld en boos: ‘U hebt het maar goed, daar in de hemel. Kunt U zich voorstellen hoeveel wij gehuild hebben en hoeveel pijn wij geleden hebben?’

Plotseling komt iemand op een idee: ‘Wij zullen een proces tegen God aanspannen!’ En dat gebeurt. Elk van de groepen wijst een aanklager aan. Mensen met recht van spreken: Een neger, een ebola-slachtoffer, een verkracht meisje, een slachtoffer van IS, een gefolterde uit een strafkamp uit Noord-Korea. Samen worden zij het eens over de straf: God moet zelf maar eens in al die ellende gaan leven, gewoon als mens van vlees en bloed. Hij moet geboren worden als een gediscrimineerde Jood in erbarmelijke omstandigheden. Dan kan Hij ervaren wat het is om vervolgd te worden. Niemand mag weten wie zijn Vader is. Dan kan Hij de dodelijke blik van zijn buren in zijn nek voelen. Hij moet veracht worden en de haat van mensen ervaren. Hij moet onschuldig ter dood worden veroordeeld. Een proces zonder genade. Een vreselijke dood zal Hij sterven.

Maar dan? Als de laatste aanklager is uitgesproken, vaart er een huivering door de menigte en mensen buigen beschaamd hun hoofd en het wordt stil. Alle ogen gaan uit naar wie naar voren treedt: daar staat Jezus, het Lam dat geslacht is. En niemand durft meer iets te zeggen. Want plotseling beseft iedereen: God hééft die straf al lang op zich genomen. Jezus heeft al dat lijden in zijn leven ook moeten doorstaan. Het proces, dat hééft al lang plaatsgevonden. Het oordeel is al lang gedragen. Door Jezus zelf, Gods eigen Zoon.

5. Slot

Wij vieren Advent, we kijken uit naar Kerst, maar we weten, dat hemel al lang is opengegaan. God is in Jezus gekomen. Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien. Als we Jezus zien, kijken we God in het hart en zien we zijn vaderhart kloppen. Toen Jezus werd gedoopt, deed God de hemel open en klonk Zijn stem: dit is mijn geliefde Zoon, hoort Hem! Daar gaat het dus om. In Jezus steekt God zijn hand naar ons uit. Hij is gekomen voor mensen die zijn vastgeroest, die geen uitweg meer zien in hun vragen en zorgen. Mensen die er van buiten goed uit zien, maar die van binnen koud en leeg zijn. Voor mensen die vastlopen in hun fouten en op zoek zijn naar vergeving.

Jezus kwam om onze plaats in te nemen. Hij de straf, wij de vrijspraak. Hoor vanmorgen het evangelie: je mag een kind van God zijn! Je mag vergeving ontvangen! Je mag je geborgen weten in zijn liefde! Omdat de hemel is opengegaan. En Jezus is gekomen. Geloof het evangelie en leef eruit! Amen.