Als ogen opengaan!

Schriftlezing: Johannes 9:1-41
Datum: 8 maart 2015
Download PDF


1. Jezus roept reactie op

Over niemand gaan de meningen zo uiteen als over Jezus. Zijn naam wordt elke dag door miljoenen mensen in de mond genomen. We hebben onze jaartelling aan Hem te danken. Over niemand zijn zoveel boeken geschreven, films, muziek en kunst gemaakt als over Jezus. Wereldwijd geloven anderhalf miljard mensen in Hem. Jaarlijks trekken duizenden mensen naar onbekende streken om over Hem te vertellen. Ze geven huis en haard ervoor op. Er worden nog steeds duizenden mensen geëxecuteerd of vreselijk gemarteld en bedreigd omdat ze in Jezus geloven.

En tegelijk zijn er op deze aarde heel veel mensen die niets met Hem hebben. Voor wie Jezus niet meer is dan een historische figuur uit het verleden. Een inspirerende persoon. Een volksheld, een legende. Of net als Assepoester een figuur uit een sprookje. Zoals die dominee uit Nijkerk die beweert dat Jezus nooit heeft bestaan.

Zoveel mensen, zoveel meningen over Jezus. Dat is vandaag zo, dat was toen in de tijd van Jezus niet anders. Als Jezus een keer met zijn leerlingen aan het wandelen is, dan vraagt Hij hen: wie zeggen de mensen dat ik ben? Johannes de Doper, Elia, een profeet, krijgt Hij als antwoord. En dan stelt Jezus ze zelf direct een vraag: maar wie zeggen jullie dat Ik ben? Met deze persoonlijk vraag dwingt Jezus de discipelen om kleur te bekennen, zich uit te spreken: waar sta jij ten opzichte van Mij?

2. De hamvraag

Die vraag loopt als een rode draad door het bijbelgedeelte heen. Daarom is het ook zo lang geworden. Misschien dacht u wel: waarom zo’n lange lezing vanmorgen. Had Johannes het allemaal niet wat korter kunnen opschrijven? Hij had toch ook gewoon kunnen vertellen dat Jezus ergens een blinde man tegenkomt, die door hem weer beter gemaakt werd. Maar nee, Johannes maakt er een lang verhaal van. Net een dominee. Waarom? Omdat het om veel meer gaat dan het wonder van de genezing van deze man. Het gaat er om hoe erop gereageerd wordt. Het gaat erom hoe mensen op Jezus reageren. Jezus geneest deze man, Hij doet dit wonder, om reactie bij mensen op te roepen. Hij wil ze in beweging krijgen. Ze moeten zich uitspreken. Kleur bekennen. Daar is Jezus op uit. Dat is ook de strekking van wat Jezus zegt in vers 39: Ik ben tot een oordeel in deze wereld gekomen. Daarmee bedoelt Jezus niet dat Hij gekomen is om mensen te veroordelen. Nee Hij is juist gekomen om mensen te redden. Om ogen van de mensen te openen, zodat ze Hem gaan zien. Het Griekse woord dat hier voor oordeel gebruikt wordt, krima, betekent letterlijk ‘beslissing’, het resultaat van het oordeel dat mensen vellen. Jezus dwingt mensen tot een keuze. Waar sta je? Wie ben Ik voor jou? Waarom? Omdat Hij ze genadig wil zijn. Hij wil ze helpen om tot hun bestemming te komen en dat kan allen als ze Hem kennen, in Hem geloven. Daarom die vraag: waar sta jij ten opzichte van Jezus?

3. De spelers

Er komen heel wat mensen voorbij in deze geschiedenis. Naast Jezus, heb je de blinde man, de discipelen, de buren en omstanders, de Farizeeën, de Joden of leiders van het volk, de ouders van de blinde man. Ze hebben allemaal een mening over Jezus. Maar het begint allemaal met de man die blind is.

3a. De blinde man

Blinde mensen waren er relatief veel in die tijd. De hygiëne was niet zo goed als nu, maar vooral vanwege het stof en het zand, waren er veel oogproblemen. Het enige dat je als blinde in die tijd kon doen, was bedelen. Zo zaten er op de route naar de tempel veel bedelaars. Ze moesten het hebben van de pelgrims, de mensen die dagelijks naar de tempel gingen om te bidden. Ze hielden hun hand op en vroegen om wat geld. We komen er in het NT ook heel wat tegen. Sommigen met naam en toenaam, zoals Bartimeus, waar het blindeninstituut naar vernoemd is. Maar deze man was is blind van zijn geboorte. Hij was het zicht niet kwijt geraakt, maar had nog nooit kunnen zien.

3b. De discipelen

Wanneer de discipelen van Jezus deze man tegenkomen, beginnen ze over hem te filosoferen. Het feit dat hij blind is, hoe komt dat eigenlijk? Er moet ongetwijfeld een reden voor zijn. Heeft hij misschien gezondigd of zijn ouders? Ze komen er niet uit en spelen de vraag door aan Jezus. Het was in die tijd niet ongebruikelijk om ziekte in verband te brengen met zonde. Gehoorzaamheid aan God leidt tot zegen en voorspoed, en als dat ontbreekt, of als je ziek wordt, dan moet er wel een reden zijn: dan is je geloof niet goed of heb je misschien wel gezondigd. Als de man schuldig is, dan moet er een soort prenatale zonde zijn (zoals Jacob en Ezau die in de moederschoot al tegen elkaar schopten) of uit een vorige leven misschien (zoals aanhangers van reïncarnatie denken, dat je ziel na de dood in een ander lichaam gaat wonen; maar dit leeft niet sterk in de tijd van Jezus). Als de ouders schuldig zijn, dan wordt de zonde van een vorige generatie in deze man gestraft (maar dat klopt niet met wat de profeten zeggen, want ieder mens is verantwoordelijk voor zijn eigen zonden). Hoe zit dit Jezus?

Het is opvallend dat de leerlingen deze vraag stellen over het hoofd van deze man heen. Zij zien de man niet zitten. Zij praten niet met hem, maar over hem. Ze leggen hem om de theologische operatietafel. Maar daar wordt niemand beter van. De man is een ‘geval’. Je kunt er heerlijk over filosoferen en zelf lekker buiten schot blijven. Zo kun je in de kerk zitten, meedoen aan een bijbelkring, gewenste antwoorden geven, en zo zelf buiten schot blijven. Alleen het helpt je niet verder.

Het antwoord van Jezus is glashelder. De man heeft niet gezondigd en zijn ouders ook niet. Jezus ontkent in dit geval een directe relatie tussen ziekte van deze man en een bepaalde zonde. Heel deze speculatie leidt nergens toe. Je moet over de vragen van het lijden niet speculeren, maar jezelf de vraag stellen: wat kan ik eraan doen, wat kan ik voor die ander betekenen? Dat laat Jezus zo duidelijk zien hier. Alleen het is zo jammer dat dit niet uit de vertaling blijkt. De vertalers hebben in vers 3 het zinnetje toegevoegd ‘dit is gebeurd’. Daarmee suggereren ze dat de ziekte van deze man een bedoeling had. Als je leest wat er staat, dat is deze man blind, opdat de werken van God in hem openbaar zouden worden. Deze man is blind geboren opdat Jezus hem zou kunnen genezen. Nou dat roept een hele hoop theologische vragen over de relatie tussen ziekte en God, en zijn bedoeling met het lijden. Maar dat is hier niet het punt. Je moet namelijk na het tweede deel van vers 3 doorlezen in vers 4. Het woordje ‘opdat’ kan ook aan het begin van een nieuwe zin staan. Opdat de werken van God in hem geopenbaard zouden worden, moet ik de werken doen van Hem die mij gezonden heeft, zolang het dag is. Dan begrijpen we het vervolg. Het is nog dag. Straks komt de nacht van het lijden, dan wordt Jezus gevangen, dan kan Hij niet meer rondlopen en de werken doen van de Vader. Nu is het dag. Nu moet Hij zijn missie uitvoeren, nu het nog kan. Zoals de profeten hadden aangekondigd: Hij was gezalfd door de Geest om armen het Evangelie te verkondigen, te genezen de gebrokenen van hart, gevangen vrijlating te verkondigen, blinden het zicht weer te geven, verslagen in vrijheid weg te zenden. De gebrokenheid van deze man, is voor Jezus aanleiding om Gods heil zichtbaar te laten worden. Als Jezus zijn speeksel vermengd met stof van de grond, en op de ogen van de blind strijkt, dan is dat een verwijzing naar het begin van de Bijbel, de schepping van de mens. Toen God uit het stof van de aarde de mens maakte. Hier wordt de schepping in het openbaar voltooid. En de man wordt naar badwater Siloam gezonden. Daar vallen de schellen van zijn ogen en kan hij weer zien. Een mooie naam trouwens: Siloam, dat betekent ‘gezondene’. De Gezondene van de Vader zendt deze blinde man naar het badwater ‘De gezondene’. Die naam zal hij nooit meer vergeten! Hij heeft zijn zicht aan de grote Siloam te danken! Wat zal hij blij en dankbaar zijn geweest. In al de gesprekken die de man met anderen heeft, is er steeds maar een refrein: ik was blind en nu kan ik zien!

3c. De buren en omstanders

De buren en omstanders reageren heel anders. Zij zijn stomverbaasd. Ze kunnen het niet geloven. Is hij het die zat te bedelen? Nee. Ja, toch wel. Maar hoe kan dat dan? Wat is er gebeurd? En de blinde vertelt zijn verhaal. Vers 11: Een mens genaamd Jezus, maakte slijk, bestreek mijn ogen en zei dat ik naar Siloam moest gaan om me te wassen. Ik ging weg, waste me en ik kon weer zien. En ze vragen hem: waar is Hij? Wat zie je hier? Er is verbazing, interesse voor de wonderdoener. Maar je leest verder niet meer over hen. Er is even aandacht voor de sensatie, maar het verhaal er achter interesseert ze eigenlijk niet. Ze komen niet echt in beweging. Ze zien wel, maar zien Jezus niet.

3d. De Farizeeën

De discipelen hebben een intellectuele interesse, de Farizeeën zijn geïnteresseerd in de regels, de traditie . Gaat alles volgens de wet. Het is sabbat. Dan mag er niet gewerkt worden. Alles moet in rust en orde geschieden. Dit is de rustdag die God heeft ingesteld. Jezus neemt die rustdag niet in acht. Hij werkt. Dan kan Hij niet van God zijn. Want Hij neemt de sabbat niet in acht. Ze leggen het werk van Jezus op de operatietafel van de traditie en van hun opvatting van de wet. Maar doordat ze daar zo op gefocust zijn, zien ze de blinde man niet meer. Nu hij genezen is, kunnen ze niet zeggen: Halleluja. Wat is de Heer goed geweest. Hij heeft zich over deze man ontfermd. Nee. Er komen verwijten over hun lippen. Wij weten dat deze Mens een zondaar is, zeggen ze in vers 24. Ik denk dat Jezus hen bewust geprovoceerd heeft. Immers in vers 14 lezen we: het was sabbat toen Jezus het slijk maakte en zijn ogen opende. Slijk maken. Het maken van iets op de sabbat was verbonden. Volgens de rabbijnse overlevering mocht je op de sabbat wel zalf te gebruiken om in je ogen doen, maar het niet maken. Dat gold als ‘werk’ en was dus verboden. Sowieso was het op sabbat verboden om zieken te genezen, tenzij er accuut levensgevaar was. Maar daarvan was hier bij de blindgeborene geen sprake. Deze genezing had best wel een dag kunnen wachten. Maar Jezus trekt zich daar niets van aan. Bewust niet. Hij is gekomen om goed te doen, mensen te redden. Dat werk doet Hij elke dag. Ook op Sabbat. Zo lokt Hij de Farizeeën uit hun tent. Ze moeten kleur bekennen. Wat in het hart zit moet openbaar worden. Maar ze verharden zich en deze genezing wordt weer een argument erbij om Jezus om het leven te brengen. Ze worden boos. En als later hun leiders de blinde man ondervragen, dan worden ze steeds agressiever. Zo wordt het lijden van Jezus verdiept. Ze bijten zich vast in hun gelijk. Zweer bij God dat Hij een zondaar is. Maar de blinde man wordt steeds vrijmoediger. Jullie stellen zoveel vragen, heb je soms interesse? Wil je ook zijn discipel worden. Hij gooit olie op het vuur van hun boosheid. Ze verwijderen zich van Jezus. Hun regels en meningen winnen het. Jammer, zo kom je niet verder.

3e. De ouders

Ze worden ook op het matje geroepen. Is dit uw zoon? Ja. Was hij blind. Ja, dat klopt. Hoe kan hij nu zien? Ze durven het niet te zeggen. Ze zijn bang. Ze lopen het risico om uit synagoge gezet te worden. Dat hadden de Joden besloten, blijkens vers 22. Ze spelen de bal naar hun zoon. Hij is oud en wijs genoeg. Vraag het hem zelf. Zullen ze blij geweest zijn? Ik denk het wel. Maar de angst voor de religieuze leiders weerhoudt hen ervan om het wonder te erkennen en open te staan voor Jezus. Wat zullen we wel niet van ons zeggen of van ons vinden. De druk van de omgeving, van familie of vrienden, is te sterk. Kan bij ons ook zijn. Dat je vanwege anderen, je niet aan Jezus durft te geven. Je blijft op een veilige afstand. Maar dan mis je Zijn zegen.

3f. Opnieuw de blinde man

En tenslotte de blinde man. Je ziet bij hem een hele ontwikkeling. Zijn leven begon te veranderen, toen Jezus oog voor hem kreeg en hem genas. Al gaande weg groeit een steeds diepere en vastere overtuiging over Jezus. Eerst is het: Iemand die Jezus genoemd wordt (vers 11). Dan noemt hij Hem een profeet (17). En vervolgens: als deze niet van God gekomen was (31). Ontroerend om te zien hoe deze man verandert. Maar het loopt helaas niet goed af. Vers 34: ze werpen hem uit de synagoge. Hij ondervindt wat Jezus had gezegd. Ze hebben Mij gehaat, ze zullen ook u haten. De man ondervindt wat het is om Jezus te moeten volgen. Zoals zovelen vandaag die christen worden in een moslimcultuur. Ze worden verstoten. Ze mogen er niet meer bij horen.

En wat doet Jezus? Vers 35. Als Jezus hoort, dat ze hem uit de synagoge hebben geworpen, zoekt Hij de man op. En het is deze ontmoeting met Jezus die het wonder nog groter maakt. Nu gaan zijn ogen definitief open en hij ontdekt dat Zijn Genezer, Heer is, de Zoon van God. En de man aanbad hem (38). Letterlijk: hij valt voor Jezus op zijn knieën en geeft zich helemaal aan Jezus gewonnen. Een ontroerend slot van deze geschiedenis. Als zijn ogen opengaan, ziet Hij niemand anders dan Jezus alleen.

4. Lessen voor nu

Wat kunnen wij van deze geschiedenis leren en vandaag meenemen?

4a. Jezus ziet je zitten

Dat is toch wel het meest ontroerende wat we hier zien. Vers 1: In het voorbijgaan zag Hij iemand. Jezus ziet je zitten. Dat geldt ook nu. Zoals je hier zit. Met je vreugde. Met je verdriet. Met wat je allemaal meedraagt. Met je vragen. Hij ziet je vanmorgen. Hij heeft zijn oog op je gevestigd. En als je goed kijkt, zie je de liefde voor jou in zijn ogen staan. Genezing begint daar waar Jezus je ziet.

4b. Jezus vraagt je om in beweging te komen

Jezus stuurt de man op pad. Hij zoekt de confrontatie met de Farizeeën. Het wonder houdt de gemoederen bezig. Jezus brengt onrust onder de mensen. Alles kan niet zomaar bij het oude blijven. Jezus wil antwoord op die vraag: Wie zegt jij dat ik ben? Wie mag ik voor jou zijn? Mag ik je Heer en Heiland zijn? Wil je Mij volgen en met Mij leven. Als je bevestigend antwoord, voor het eerst of opnieuw, dan opent de Geest je ogen steeds meer voor de liefde van Jezus. En je gaat Hem aanbidden. Hij wordt de liefde van je hart.

4c. De keuze voor Jezus kan lijden met zich meebrengen

De blinde man krijgt te maken met onbegrip van de mensen, van zijn ouders misschien, in ieder geval van de religieuze leiders. Hij wordt uit de synagoge geworpen. Jezus volgen brengt lijden met zich mee. Dat is voor de vervolgde kerk al heel duidelijk. Wij krijgen er ook steeds meer mee te maken. Als minderheid in Nederland. Als mensen van een achterhaald geloof. Maar misschien ook dichtbij. Dat de keuze voor Jezus, als je belijdenis doet, misschien wel reactie oproept van familieleden, vrienden of collega’s. Kijk er niet van op als het negatief is. Dat hoort erbij. Maar het geeft niet. Je zit op de goede weg. Houd je oog maar op Jezus gericht. Dat is verreweg het beste.

4d. Met God spreken

Over God spreken en debatteren brengt je nog niet tot aanbidding. Je moet met God spreken. Als de man oog in oog staat met Jezus, in de ontmoeting met Jezus, verandert zijn leven. Dat is nog steeds zo. Vergeet niet om met God te spreken in plaats van alleen over Hem!

4e. Je gaat mensen zien

Het staat er niet zo, maar ik weet het wel zeker: als je ogen open gaan voor Jezus, gaan ze ook open voor mensen om je heen. Je gaat mensen zien. Je wordt een mens met oog voor de ander. Jezus vergeeft je zonde, neemt je schuld weg, er komt licht je leven binnen, je ontvangt een nieuwe begin. Dan ga je kijken met de ogen van Jezus naar mensen. Niet als een geval, maar je ziet hen als mensen, voor wie ook jij iets kunt betekenen. Je gaat mensen zien, zoals Jezus jou ziet. Ook dat is een wonder dat God bewerkt.

5. Tenslotte

Neem dat mee vanmorgen. Jezus kwam bij ons langs. Hij zag ons niet als een geval, met de nodige handicaps en theologische problemen. Nee, Hij ziet ons zoals we zijn, als mensen die Zijn hulp nodig hebben. En daarvoor is Hij gekomen. Laten we samen dan maar bedenken: dat is ons alles waard. Hij is ons alles. Ja, Hij is ons alles, of we hebben niets. Rond Jezus valt de scheiding. Je ziet het of je ziet het niet. Zalig ben je als je Hem ziet.

Amen.