Dienaren van de Koning!

Schriftlezing: 1 Samuel 22:1-2 - 1 Kronieken 11:10-25
Datum: 6 september 2015
Download PDF


1. Helden: hall of fame

Niet zo ver bij waar ik vroeger naar school ging, ligt de vliegbasis van Soesterberg. Op deze basis waren in die tijd allerlei vliegtuigen gestationeerd, maar vooral F16 ́s. Als we dan uit school kwamen, kon je die vliegtuigen over zien komen. Soms zelfs van die grote Amerikaanse radarvliegtuigen, de Awacs. De basis zelf was in dit tijd verboden terrein, maar sinds een aantal jaar is er het nationaal militair museum gevestigd. In een van de hallen wordt de geschiedenis van de luchtvaart verteld. Er hangen foto’s van belangrijke pioniers: de gebroeders Wright, Albert Plesman, Antony Fokker, de oprichter van KLM, en vele anderen. Foto’s, met daarnaast of eronder de belangrijk dingen die zij hebben gedaan. In het Engels noem je zo’n hal: een Hall of Fame. Een hal van belangrijke en beroemde mensen. In veel musea is wel zo’n afdeling te vinden, met foto’s en met daaronder wat zij in hun leven hebben bereikt.

2. Helden van David

In Kronieken 11 komen wij ook zo’n Hall of Fame tegen. Boven het bijbelgedeelte staat als kopje: de helden van David. En in dit hoofdstuk komen we namen tegen van de soldaten van David en hun wapenfeiten. David was geruime tijd geleden tot koning gezalfd door Samuël. In de stad Bethlehem. In die tijd was Saul nog koning. Saul was jaloers op David en probeerde hem te doden. En daarom moest David vaak vluchten voor zijn leven. Maar het bijzondere is, dat op al die vluchten, er mensen zijn die zich bij David aansluiten. Mannen die hem volgen en zelfs met hun leven beschermen. In Kronieken 11 worden hun namen genoemd en verteld wat ze gedaan hebben. Zo lezen we van Jasobam, toen Israël door de vijand werd aangevallen, dat hij in zijn eentje 300 Filistijnen versloeg (v. 11). Of wordt van Benaja gezegd dat hij een reus van een Egyptenaar doodde en dat hij zelfs een sterke leeuw heef gedood (22). De groep mensen die David om zich heen verzamelt, zijn stuk voor stuk mannen die hun moed bewezen hadden. Allemaal zijn ze David gevolgd en hem trouw gebleven. Ze volgen hem door dik en dun. Met deze mannen heeft David een bijzondere band gekregen. Niet voor niets worden ze de helden van David genoemd.

En tussen al deze wapenfeiten, staat iets wat ontroerend is. David bevindt zich in de buurt van Bethlehem. De plaats waar hij geboren is en opgegroeid. De plek waar hij een groot deel van zijn jeugd heeft doorgebracht. Een plaats met veel herinneringen voor hem. Maar Bethlehem is op dit moment niet bereikbaar; het dorp is belegerd door de Filistijnen. In die tijd geduchte tegenstanders van Israël. En dan zomaar op een mooie en warme dag, krijgt David dorst. De zon brandt verzengend. En ineens denkt David aan de put van Bethlehem, waar hij in zijn jongere jaren zo vaak water had geput en gedronken. Heerlijk was dat. Maar helaas, hij kan er niet naar toe. Het dorp Bethlehem is belegerd. Er liggen soldaten van de Filistijnen rond het dorp. En dan verzucht hij: ‘O als ik toch eens water kon drinken uit de put van Bethlehem’. Dat water is zo lekker! ‘Wie geeft mij water te drinken uit de bron van Bethlehem, die bij de poort ligt?’

Je kunt je het verlangen van David wel voorstellen. Je bent op vakantie, het is erg warm, je loopt door de woestijn, of de droge straten van een stad. Of je hebt fanatiek gesport, en je bent helemaal bezweet en dorstig, wat kan water dan lekker zijn: heerlijk koel en fris water. David herinnert zich de bron uit Bethlehem en hoe heerlijk koel het water daar was. Als ik toch eens een slok van dat water kon nemen! David uit een wens, een stil verlangen, een retorische vraag. Zoals wij dat allemaal wel eens hebben. O daar zou ik nu zo’n zin in hebben … Maar dan blijken er drie mannen te zijn die het hebben gehoord. Drie van zijn soldaten zien het verlangen van David, en ze kijken elkaar aan: zullen wij? En voordat de ander is uitgesproken, zijn ze al op pad. Met gevaar voor hun eigen leven, gaan ze naar het bezette gebied toe. Ze kruipen langs de wachtpost van de Filistijnen en gaan voorzichtig naar de put van Bethlehem. En als ze de put bereiken, vullen ze hun waterzakken met het water van de bron. En dan keren ze om. Behoedzaam gaan ze weer langs de wachtposten van de Filistijnen. Zachtjes en onhoorbaar bewegen ze zich. Ze kijken achterom. Ja, het is ons gelukt! Wat zal David wel niet blij zijn! En trots en voldaan gaan ze naar David toe. Ze pakken hun waterzakken en brengen die bij David. Triomfantelijk staan ze voor de koning met het water. Koning, kijk eens wat wij voor u hebben meegebracht: water uit Bethlehem! David had er niet eens om gevraagd, maar uit eigen beweging hebben ze water voor hem gehaald. Een gevaarlijke onderneming, maar ze hebben het voor David over. Ze hebben alles voor hem over!

3. De koning is hun alles waard!

Gemeente, ik dacht, dat we van de houding van deze mannen wel iets kunnen leren. Drie dingen allen me op.

3a. Liefde

Het eerste is dit: deze mannen hebben David lief. Er is tussen hen en David een band ontstaan. In de jaren dat ze met hem optrokken, zijn hechter met hem verbonden geraakt. Zodanig, dat David maar een wens hoeft te uiten, en met gevaar voor eigen leven, gaan ze op pad. Zijn wens is al een bevel voor ze. Het was de vreugde van hun hart om de wensen van de koning te vervullen. Ze hadden David lief. Hij was alles voor ze.

Is dat gemeente, niet een prachtige illustratie, een mooi voorbeeld waar het in het Koninkrijk van God omgaat: dat je liefde hebt voor de Koning. Dat je Here Jezus volgt en dient uit liefde. Omdat er een band is ontstaan, omdat je ogen zijn open gegaan voor wie Hij is en voor wat Hij voor je heeft gedaan. Dat je God dient uit liefde. Als je een bepaalde taak hebt in de kerk (clubwerk, catechese, bezoekwerk etc.), als je ambtsdrager bent of wordt, dat de Here maar iets hoeft te zeggen, iets op je hart hoeft te leggen, en dat je dan al gaat, dat je dan al gehoorzaamt. Zijn wens is al een bevel voor je. Dat je alert bent: Heer, wat wilt u? Wat wilt u dat ik doe? Dat het je verlangen is – net als bij die drie mannen – om de wensen van je Koning te vervullen. Waarom? Omdat je Hem liefhebt. Omdat je van de Here Jezus houdt. Daarom kan Hij op je rekenen!

De houding van deze drie mannen houdt ons een spiegel voor, stelt ons een vraag: Hoe staat het met onze toewijding aan Jezus? Wat is Hij ons waard? Als het gaat om onze tijd, geld, gemak, nachtrust? Misschien een lastige vraag. Het gaat me vanmorgen niet om activisme, maar om beschikbaarheid. Er kunnen momenten zijn in ons leven, dat je gas moet terugnemen, je ambtswerk neer moet leggen of dat je er tijdelijk door omstandigheden niet veel kunt doen. Dat weet ik. Dat weet God ook. Dat mogen we in Zijn hand leggen.

Maar er kan daarnaast ook zoveel zijn, dat ons ten onrechte afhoudt van het volgen en dienen van Jezus. Als dat zo is, laat dan het voorbeeld van deze mannen of deze dienst voor jou of u een aansporing zijn, om je opnieuw aan Jezus toe te wijden. Door die stap te zetten om belijdeniscatechese te gaan volgen, je beschikbaar te stellen als er een beroep op je gedaan wordt. Dat is niet gemakkelijk. Dat was het voor de mannen ook niet. David is op de vlucht. Hij heeft geen paleis. Hij verblijft in een spelonk en toch volgen ze hem. David spreekt maar een wens uit, en ze gaan al op pad. Waarom doen ze dat? Hoe komen ze daartoe? Waarom hebben ze David lief?

3b. Dankbaarheid

De mannen zijn David gevolgd om twee redenen. Er is een negatieve reden en een positieve. De negatieve reden is dat de mensen naar David toekomen om hun omstandigheden te ontvluchten. We lezen dat in 1 Samuel 22. Van alle kanten komen ze naar David toe. Allereerst zijn familie. Ze zoeken bij David veiligheid. Ook zij zijn hun leven niet zeker. Maar bij David is de enige veilige plek. Daarom zoeken ze hem op. Ze weten dat Hij door God gezalfd is. Aangewezen als koning. Bij hem moeten ze zijn. Maar naast zijn familieleden komen er ook anderen. Drie groepen mensen. Vers 2: mensen die in moeilijkheden verkeerden, mensen die een schuldeiser hadden, en iedereen die verbitterd waren, of zoals de SV zegt: wiens ziel bitterlijk bedroefd was. Deze mensen komen bij David. En David helpt ze. Hij lost de problemen van ze op. Hij ontslaat de mensen van hun schuldeisers. Hij geneest de bitterheid van het hart. En de mensen zijn David daar heel erg dankbaar voor.

Dat kan vandaag ook voorkomen. Dat je Jezus vooral zoekt om van je problemen af te komen, om vergeving te ontvangen van je schuld, om te ontkomen aan het oordeel. En dat je dan van Hem vergeving ontvangen mag en vrijspraak. Dat Hij de bitterheid van je hart geneest. Dat Hij een antwoord geeft op je vragen. Dat Hij je helpt je problemen op te lossen. En daar bent je Hem intens dankbaar voor. Maar weet je, als het alleen daarbij blijft, dan ontbreekt er nog wat. Dankbaarheid maakt je nog niet tot een volgeling van Jezus. De vraag is niet alleen: hoe kom ik van mijn schuld af? Hoe ontkom ik aan het oordeel. Hoe kom ik in de hemel? Hoe kom ik van mijn problemen af. Want dan sluimert er een gevaar. Het gevaar dat je van Jezus profiteert. Dat je dankbaar bent, dat hij je geneest van je bitterheid, moeite en schuld, maar dat je daarna je eigen weg nog gaat. Je komt als het ware bij de spelonk van Adullam, en je zegt: dit is mijn schuld, en je schuld wordt weggenomen, maar daarna ga je weer naar huis, over tot de orde van de dag.

Nee, bij de mensen die David volgenden, was er ook een positieve reden. Er was een band ontstaan met David. Ze verkeerden samen met hem in de spelonk. Ze deelden in zijn ontberingen. Ze kenden de moeiten van hun koning. Geroepen en gezalfd en toch op de vlucht. Geen paleis, geen troon. Ze zagen elke dag wat Hij voor hen deed. In al die ontberingen proefden ze de liefde van Davids  hart. Ze wisten: Hij is de gezalfde koning. En als ze samen in de spelonk zaten, dan deelde David ook Zijn hart met hen. Hij vertelde over zijn leven. Over hoe God tot hem had gesproken. Over zijn goedheid en trouw. Hij had geen geheimen voor ze. En dat is nu precies het geheim van het geloof. Wil je Jezus dienen vandaag, dan mag je niet van Hem profiteren. Je kunt door Hem aangetrokken worden, je kunt intens dankbaar zijn dat Hij je zonden vergeven heeft, maar dankbaarheid leidt nog niet tot een relatie, en ook niet tot aanbidding.

De mannen bleven bij David. Ze ontwikkelden een band met hem. Dat is waar de Here naar op zoek is. Naar mensen die Hem willen dienen, in het ambt of daarbuiten, niet vanuit de plicht, omdat het moet, ‘je moet toch dankbaar zijn’, ‘je moet toch iets terug doen voor de Here’, maar omdat er een band is ontstaan met de Here, omdat Hij de liefde van je hart geworden is. Als de Here Jezus je Redder is geworden, dan zal de omgang met Hem de rode draad in je leven zijn. De relatie met Jezus staat boven alles. Is veel belangrijker nog dan alles wat je voor Hem doet. God zoekt mensen aan wie Hij zijn hart kwijt kan. Jezus zegt het zo treffend tegen zijn discipelen, in Joh. 15:15: Ik heb jullie vrienden genoemd, omdat ik alles, wat Ik van mijn Vader gehoord heb, u heb bekend gemaakt. David deelde ook alles met zijn mannen. De Here zoekt vandaag mensen, mannen, vrouwen, jongeren, kinderen met wie Hij zijn hart kan delen en die Hem van daaruit willen dienen. Vanuit de relatie. Uit dankbaarheid.

3c. Gehoorzaamheid

En dan de derde les. Als de drie mannen terugkomen naar David met het water, dan wil hij het water niet drinken. Tot twee keer toe staat dat er. David wilde het niet drinken. En dan neemt hij het water en giet hij het uit voor de Here. In de SV staat daar plengen. Jongens en meisjes, dat is een oude uitdrukking. Plengen. Weet je wat dat is? Dat is offeren aan God. David pakt de kruik of waterzak en keert die om. Al dat kostbare water valt op de grond. Hebben ze daar nu hun leven voor gewaagd? Al hun energie aan gegeven? Gooit David dat zomaar weg? Nee, dat staat er niet. David giet het voor de Here. Dat wil zeggen: hij offert het de Here. Hij geeft het terug aan God. Waarom doet David dat? Ook daar zit een belangrijke les in.

Wat hebben de mannen gedaan. Ze hebben op eigen houtje besloten om met gevaar voor hun eigen leven voor David water te halen. Allemaal goede bedoelingen, maar David had ze er niet om gevraagd. Zou ik het leven van deze mannen in gevaar brengen om water voor mij te laten halen, mijn God, geen sprake van, zegt David in vers 19. Dat zou Hij nooit van ze hebben gevraagd. Wat betekent dit?

In het koninkrijk van God doen we geen dingen op eigen houtje. We kunnen duizend dingen in kerk bedenken en doen, maar als de Here er niet om gevraagd heeft, als het voor Hem geen prioriteit heeft, dan is het een verspilling van energie, van tijd en van geld. In het koninkrijk van God en in de kerk, draait alles om Jezus. Het gaat erom dat we Hem gehoorzamen, dat we doen wat Hij van ons vraagt. Daarom offert David het water. Ondanks de goede bedoelingen van zijn mannen, is er een offer nodig om het goed te maken. David had er niet om gevraagd. Zo is het in het Koninkrijk van God ook. Voor alles wat we doen en gedaan hebben, buiten de Here om, zonder Hem te raadplegen, is een offer nodig. Als je terug kijkt op je ambtswerk, of je maakt de balans van je leven tot nu toe, en je kijkt naar de toewijding, naar je overgave, dan kun je dankbaar zijn voor de jaren waarin je God hebt mogen dienen. Maar je kunt soms ook een gevoel van onbehagen hebben: is dit het nu? Dan realiseer je je dat je hart verdeeld was. Je loyaliteit met Jezus soms maar mager. Weet u, dan is het goed om dit te beseffen. David heeft het water van de mannen uitgegoten. Dat kostbare water vloeide zomaar op de aarde. Dan moet ik denken aan Golgotha. Daar is het kostbare leven van Jezus ook uitgegoten. Voor u, jou en mij, vanwege dat falen, vanwege dat gebrek aan liefde en passie, aan toewijding en loyaliteit. Jezus is daaraan onderdoor gegaan. Hij is er voor geofferd. En omdat Hij zijn leven voor ons uitgoot, kunnen wij verder, mogen we Hem dienen. Gemeente, ik hoop en bid, dat Jezus de liefde is van je hart, dat Hij je koning is. Als dat zo is, dan zal Hij je inzetten, zoals je bent, met je zonden en gebreken, in Zijn Koninkrijk en in Zijn kerk. Ja, dan zal Hij door Zijn Geest, er toch wat van maken, dan zal je leven zijn tot zegen van anderen en tot eer van God.

4. Slot

Ik begon de preek met een beeld. De hal met namen van mensen en wat ze hebben gedaan. In heel veel gemeentes, hangt in de consistorie een lijst met foto’s van dominees, die in de gemeente gediend hebben. Vaak daaronder het jaartal waarin zij aan de gemeente verbonden waren. Ik kijk er meestal naar, maar soms voel ik me wat ongemakkelijk en denk ik: het zijn toch niet de dominees die de dienst uitmaken? Waar zijn de namen van al die anderen die gediend hebben. Ik troost me met de gedacht dat de Here hen wel kent. Stel dat er van u of jou een foto zou hangen, wat zou er dan onder staan? Wat zou er dan van u of jou gezegd worden. Onder de foto van Paulus staat: het leven was voor mij Christus. Wat staat er onder jouw foto?

Amen.