Geestelijke coaches gevraagd!

Schriftlezing: Galaten 4:12-20
Datum: 3 september 2017
Download PDF


1. Coaching is in

Steeds vaker hoor je dat mensen een coach in de hand nemen. Ze nemen iemand in de hand, omdat ze in hun werk of persoonlijk leven willen groeien, om zich verder te ontwikkelen. Was het vroeger nog een teken van zwakte, nu zijn steeds meer mensen bereid toe te geven – tegenover zichzelf en hun omgeving – dat zij professionele hulp nodig hebben om zichzelf beter te leren begrijpen en zich te ontwikkelen in hun werkomgeving. Dat is nodig, want we weten allemaal, dat als je goed in je vel zit, dat je werk ook ten goede komt. Aan de hand van de advertenties die je ziet en sites op internet, kun je wel stellen dat coaching in is. Veel mensen leggen zich op coaching toe nadat ze jaren gewerkt hebben, en ervaring opgedaan, om zo met wat ze geleerd hebben anderen te helpen. Ik heb een zus die ook als coach werkzaam is. Sommigen van jullie werken als coach of in de consultancy.

Coaches. Je hebt ze natuurlijk in allerlei soorten en maten: van voetbal tot bedrijfsleven. Wat doet een coach? Een coach is iemand die een individu of groep ondersteunt om zich te ontwikkelen en zo betere resultaten te halen. Een coach staat aan de zijlijn, hij stuurt zonder de baas te spelen. Een coach houdt je scherp en nodigt je uit om voorbij je blinde vlekken te kijken.

2. Paulus als geestelijke coach

Als we vanuit deze bril naar het bijbelgedeelte kijken, heeft Paulus het in feite over een vorm van coaching. Geestelijke coaching wel te verstaan. Het bijbelgedeelte gaat over de relatie van Paulus met de gemeenteleden in Galatië (in Noord-Turkije). Waarbij vers 19 wel de kern vormt. Daar kijken we de apostel in zijn hart: ‘mijn lieve kinderen, van wie ik opnieuw in barensnood ben totdat Christus gestalte in u krijgt’. Het is wel een bijzondere vorm van coaching, want Paulus als coach spreekt over barensnood, over de weeën die hij heeft, de pijn die hij voelt, totdat in de ander Christus gestalte krijgt. Hij vergelijkt de moeite die dit coachingsproces hem kost met pijn die een vrouw heeft als ze op het punt staat om te bevallen. Een bijzonder beeld. Ook intrigerend. Paulus wist zich – dat proef je wel – heel betrokken op de levens van de mensen om hem heen. Hij is bewogen met een soort moederlijke zorg. Daar kunnen we echt iets van leren, denk ik. Als ambtsdragers maar ook als gemeenteleden. Maar ik vraag eerst even aandacht voor het woordje ‘opnieuw’. Ik ben ‘opnieuw’ in barensnood. Voor de tweede keer. Wat bedoelt Paulus daarmee?

3. Het eerste contact

Nou dat heeft alles te maken met zijn eerste bezoek. Tijdens zijn tweede zendingsreis heeft Paulus overal steden en dorpjes in het bergland van Galatië bezocht om daar het evangelie te verkondigen. Maar die tocht was uitermate zwaar geweest. Het was een woest en moeilijk begaanbaar landschap. Vermoedelijk had de apostel regelmatig de signalen van zijn lichaam genegeerd. In het hoogland van Galatië moet hij regelmatig zwakke momenten gehad hebben. De hoge bergpassen, de moeilijk begaanbare wegen, de hitte en koude, de honger en dorst, eisen hun tol. Daar verwijst vers 13 naar. ‘De eerste keer heb ik u het Evangelie verkondigd in lichamelijke zwakheid’. Bovendien sommige plekken waar Paulus doorheen moest, zoals Pamfylië, dat iets lager lag, bevatte veel moerassen, die vergeven waren van muskieten (een beetje als Gouda). Ook is bekend dat malaria een veel voorkomende kwaal was. Misschien heeft Paulus wel malaria opgelopen en is hij daardoor erg verzwakt geraakt. Daarbij vermoedelijk ook een ooginfectie opgelopen. Want in vers 15 lezen we dat de mensen, als het had gekund, hun ogen zelfs aan Paulus hadden gegeven, zodat hij weer goed kon zien.

Het eerste bezoek was dus een heel bewogen bezoek geweest. Paulus als een kwetsbare gezant, ziek en zwak. Toch had hij zijn roeping niet verloochend. Hij had hen verteld over Jezus. Over de Messias die gekomen was om ons te verlossen van onze zonden en die door de Geest ons in Gods toekomst laat delen. Ondanks Paulus zwakke voorkomen hadden ze hem ontvangen als een ‘engel’, als een boodschapper van God. Ja, als Christus zelf. Ondanks zijn kwetsbaarheid hadden ze zijn boodschap serieus genomen en waren ze tot geloof in Christus gekomen. Ik zeg, ondanks zijn kwetsbaarheid, maar ik kan misschien beter zeggen: dankzij zijn kwetsbaarheid. Paulus blies niet hoog van de toren, maar ze zagen in hem iemand die er alles voor over had – een lange reis vanuit Jeruzalem, moeiten en zorgen, ontberingen – om hen over Jezus te vertellen. Dat proeven we in vers 12: wees zoals ik, want ook ik ben zoals u. Paulus nam de moeite om hun leefwereld binnen te komen. Hij was bewogen en geïnteresseerd. Dat is een belangrijke grondhouding. Wil je mensen winnen voor het evangelie, moet je eerst worden als zij. Op hun niveau komen. Openstaan voor hun leven en vragen.

In feite herkende ze in de gestalte van Paulus, de gestalte van de Here Jezus zelf. Die niet was gekomen om te heersen maar om te dienen en zijn leven te geven als een losprijs. Hij had er alles voor over had om mensen in het reine met God te brengen en hun een hoopvolle toekomst te geven. Maar na dit hoopvolle begin, begonnen de problemen. Er kwamen dwaalleraars.

4. De eerste zorgen: dwaalleraars

En het spannende punt had alles met Paulus visie op de wet te maken. Voor de Joden was het onverteerbaar dat Paulus deze oude wet zomaar aan de kant zette. Althans zo leek het. Hij stelde in zijn onderwijs de wet niet voorop en ook niet als verplichtend voor de heidenen. En waar Paulus hier vooral last van had, waren Joden net als hij die tot geloof in Christus waren gekomen, maar toch ook de wet een centrale plek wilden geven in het geloof.

Je zou het verschil tussen hen en Paulus zo kunnen samenvatten: deze leraars onderwezen het christelijke geloof op deze manier. Zij zeiden: ‘geloof in de Here Jezus, houd je aan de wet van God, en dan zul je gered worden’. Maar Paulus had hen juist geleerd: ‘Nee, geloof in de Here Jezus, en je zult gered worden, en dan – als vrucht – zul je de wet van God gehoorzamen’. In andere woorden, zij zeiden dat geloof en gehoorzaamheid samen opgaan en tot redding leiden. Maar Paulus zei: ‘nee, nee, geloof en redding gaan samen op en gehoorzaamheid is daar een gevolg.

Het lijkt een klein verschil, maar de gevolgen zijn groot. Want dit onderwijs leidt tot twee verschillende gelovigen. Vrucht van het onderwijs van deze dwaalleraars is dat mensen enorm hun best gaan doen om zich als christen te bewijzen; hun heil hangt af van hun prestatie, van de mate waarin zij God gehoorzamen, en zich aan de regels en tradities houden. En hoe harder je ploetert, hun onzekerder je word, want het lukt maar zo slecht. Je valt jezelf zo tegen. Het is de weg van je opwerken naar God. Maar bij Paulus staat de neerbuigende liefde van Jezus centraal. Je hoeft niet in eigen kracht naar God op te klimmen. Hij is in Jezus juist naar ons toegekomen, om ons leven voor Zijn rekening te nemen, omdat Hij weet dat wij het niet kunnen. Het sleutelwoord bij Paulus is genade. Dat is een groot verschil. Een christen die leeft in eigen kracht, kijkt zo gemakkelijk op anderen neer, die minder trouw zijn, die minder ver gevorderd zijn op de weg van geloof. Een christen die leeft van genade weet wat het is om met lege handen te staan, en kan niet vanuit hoogmoed naar een ander kijken. Dat maakt een groot verschil.

We hebben in de gemeente ‘genade-christenen’ nodig niet ‘eigen-kracht-christenen’. Het is een les die we elke keer weer moeten leren, als gemeente en ook wij als ambtsdragers. Laat genade het sleutelwoord zijn van je ambt.

Paulus heeft met deze mensen trouwens veel te stellen gehad. Daarom schrijft hij deze brief. In vers 17 verwijst hij naar ze: ‘zij beijveren zich niet met goede bedoelingen voor u, maar zij willen ons uitsluiten’. De dwaalleraars proberen de band van Paulus met de gemeenten door te snijden. Ze zaaien twijfel en proberen de apostel in diskrediet te brengen. Zo proberen ze de mensen te winnen voor hun ideeën.

5. De blijvende betrokkenheid

Nu begrijpen we iets van wat Paulus schrijft in onze tekst. Ik ben opnieuw in barensnood. Hij voelt net als een vrouw die weeën heeft de pijn in zijn buik. De geboorte van nieuw leven is altijd een pijnlijk gebeuren. In het gewone leven, maar ook in geestelijke zin. Paulus weet zich verantwoordelijk voor het geestelijke leven van zijn broeders en zusters. Zijn hart en zijn buik krimpen ineen, als hij hoort dat het evangelie verdraaid wordt en niet langer de genade van de Here Jezus centraal staat.

Als een geestelijke coach is Paulus bewogen met het geestelijke welzijn en zieleheil van zijn medebroeders en zusters. Niet een coach gewoon zijn job doet – hoewel dat natuurlijk ook goed is – maar iemand die intens op de mensen betrokken is.

Dat is trouwens wat je steeds weer in de Schrift ziet. Wist u dat? Dat mensen gecoacht worden. De Here Jezus heeft drie jaar met zijn leerlingen opgetrokken. Hij was als een geestelijke vader of mentor voor hen. ‘Alles wat Ik van de Vader gehoord heb, heb ik u bekend gemaakt’, zegt Hij in Johannes 15. Hij heeft de geheimen van zijn hart en wijze levenslessen met ze gedeeld. Wat belangrijk was voor hun roeping heeft Hij hun geleerd.

Zo heeft ook de apostel Paulus allerlei mensen om hem heen gehad die coachte en voor wie hij een geestelijke vader was. Denk aan Timotheüs die hij als zijn eigen zoon noemt; of aan Barnabas, Silas, Lucas en vele anderen. Steeds weer zie je dat in de Schrift. Blijkbaar is dat nodig. Wil je als gelovige groeien in het geloof, de Here Jezus beter leren kennen, dan heb je naast het Woord en de prediking – dat blijft altijd belangrijk – ook mensen nodig die je bij de hand nemen, aan wie je je geestelijk kunt optrekken; mensen die verder zijn op de weg van Christus; die bepaalde vragen al doordacht hebben, die vanuit levenswijsheid je raad kunnen geven.

[Ik heb zelf ook veel geleerd van zo’n geestelijke vorm van mentorschap: oudere predikant uit Chili]

Zo hoort het in de christelijke gemeente te zijn. We zijn aan elkaar geschonken, juist om elkaar te helpen, te stimuleren, de weg van Christus te gaan; door met elkaar te delen wat we van de Here Jezus geleerd hebben. Soms gebeurt dat op een bijbelkring. In pastorale ontmoeting. Op catechisatie of op de club. Gelukkig wil God dat gebruiken en ons inschakelen. Maar het gaat niet vanzelf.

Daarom geeft God onder andere ook ambtsdragers. Die door God geroepen zijn om – zoals Hebreeën 13 zegt – over ons als gemeente te waken en ons – zoals Efeze 4 zegt – toe te rusten tot dienstbetoon. Ik weet wel dat we als ambtsdragers verschillende taken en verantwoordelijkheden hebben. Maar ik wil nu even de nadruk leggen op onze gezamenlijke verantwoordelijkheid. Wat kunnen wij van Paulus leren? Wat zag hij vooral als zijn taak?

6. Dat Christus gestalte krijgt

Ik ben in barensnood totdat Christus in u gestalte krijgt. Letterlijk staat er: ‘totdat Christus vorm in u krijgt’. En ‘in u’ kan persoonlijk zijn en voor de hele gemeente gelden. Wat bedoelt Paulus daarmee?

a. Allereerst, dat de band met de Here Jezus gelegd is. Dat die ander – en ik ook – Hem kent. Daar wees Paulus eerder al op: ‘niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij’. Wie zich in geloof gewonnen geeft aan de Heere, ontvangt dat grote geschenk, dat Christus door Zijn Geest je leven binnenkomt. Dat is het eerste. Anders kan Hij niet in je gestalte krijgen. Hoe is dat bij jou of u: heb je de stap van geloof al gezet? BCAT dit jaar? Heb je je aan Hem gewonnen gegeven? Dat is zo belangrijk. Je leven wordt er zo rijk van, als je de Here Jezus kent.

b. Het tweede, is dat Christus door zijn Geest je van binnenuit gaat vernieuwen. ‘Niet meer ik leef, maar Hij’. Hij krijgt het steeds meer voor het zeggen in je leven. Gestalte krijgen is dus dat Hij van binnenuit gaat groeien in ons. Dat we steeds Hem steeds meer lief krijgen. Jezus die alles voor ons over heeft gehad. Voor ons aan het kruis wilde gaan. Hij die ons zondebestaan voor zijn rekening nam. Daar is Paulus dus op gericht. Hij wil mensen helpen, coachen. Dat Christus in hen woont en dat hun relatie met Hem groeit en zich ontwikkelt.

Paulus heeft het hier niet over Jezus maar over Christus. Dat is niet toevallig. Christus, dat is de gezalfde. Door het geloof hebben we deel aan zijn zalving. Paulus denkt dus ook aan de gaven die Christus geeft en in je gaan groeien. De vrucht van Galaten 5:22: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Maar ook andere gaven, die God je geeft om Hem en anderen in de gemeente te dienen.

Gemeente, dat is toch bijzonder, dat besef, dat Christus door zijn Geest in ons woont. Als iemand die meer en meer gestalte krijgt. Als iemand die zich steeds meer thuis voelt in de woning van je hart.

Paulus beseft dat dus, dat het mogelijk is om te groeien in het geloof. Bij de een gaat het hard en met grote sprongen, bij de ander veel meer geleidelijk. Maar hoe dan ook geloven, daar zit ontwikkeling in, als het goed is een groeien in de genade. Hechter met Jezus verbonden. Dieper besef dat je het in eigen kracht niet kunt. Dienende liefde.

Daar span ik mij voor in, zegt Paulus. Hopelijk u of hij ook. Ik heb er soms buikpijn van, weeën, als ik zie hoeveel moeite het iemand kost om zich aan Christus gewonnen te geven. Ik zie obstakels: ik zie dat mensen terugvallen. Ik zie hoe er aan ze getrokken wordt. Maar toch geef ik niet op. Ik blijf voor ze bidden; ik probeer te delen wat ik van Christus ontvangen heb, want ik verlang ernaar dat die ander groeit in de genade, in de kennis van Christus, daar span ik mij voor in.

7. Geestelijke les

Broeders en zusters, laten we dat meenemen vanmorgen. Dat verlangen van Paulus, dat Christus in mensen gestalte krijgt, ook ons verlangen is. Dat we niet toevallig hier zijn, maar aan elkaar geschonken, om elkaar te helpen op de weg naar Jezus toe, en te groeien in de relatie met Hem.

Beste broeders, jullie als ambtsdragers hebben allemaal concrete taken, maar ik zou jullie willen vragen: houd dit woord van Paulus steeds weer voor ogen. Ik weet dat veel dingen gewoon moeten gebeuren: zorg voor de gebouwen, financiën, diaconale gelden, etc. Allemaal nodig en belangrijk, maar als het om mensen gaat, ligt er voor jullie, net als voor ons als gemeente, een gemeenschappelijke roeping: om een coach te zijn, een geestelijke coach, een vader of moeder, een mentor voor mensen die God op je weg plaatst. Wees er altijd van bewust dat God u wil gebruiken, als instrument in Zijn hand, opdat Christus in die ander gestalte krijgt. Of het nu gaat om kinderen, jongeren, jongvolwassenen, volwassen of ouderen. Elke leeftijdsfase heeft weer nieuw geestelijke vaders en moeders, geestelijke mentoren nodig.

Als ambtsdragers en kerkenraad weten we ons in het bijzonder geroepen om daarop toe te zien, dat Christus onder ons meer en meer gestalte krijgt. Dat wij als geheel en ieder persoonlijk in Christus zijn, en in Hem blijven, groeien en bloeien. Want Hij is de wijnstok en verbonden met Hem kunnen we werkelijk vrucht dragen.

Ik eindig, misschien zit er bij u aarzeling. Misschien denk je dat is wel een grote roeping. Kan ik dit wel? Wie ben ik? Een logische vraag.

Maar ik kan er wel een antwoord op geven: wie investeert in zijn relatie met Christus, zal nooit met lege handen staan. Hij zelf draagt er zorg voor dat ik Hem kan dienen, als ik maar mijn leven in Zijn handen leg. Neem mijn leven, laat het Heer, toegewijd zijn aan uw eer. Zo laat hij je, in het ambt en daarbuiten, tot zegen zijn. Amen.