God spreekt …. in stereo!

Schriftlezing: Jeremia 1:11-19
Datum: 12 juni 2016
Download PDF


1. God gaat verder!

Het woord van de Heere kwam tot mij, zo begint onze schriftlezing. Gelijk nadat God Jeremia geroepen heeft, begint Hij tot hem te spreken. Jeremia krijgt geen tijd om zich te bedenken. Geen tijd om zich voor te bereiden. Hij wordt gelijk in dienst genomen. Het lijkt wel alsof God haast heeft.

Dat zal ongetwijfeld met de situatie van toen te maken hebben. Jeremia wordt geroepen 40 jaar voordat de tweede ballingschap zou plaats vinden. Eerst waren de 10 stammen van het Noorden in ballingschap gevoerd. Later zouden de 2 overige stammen ook uit het land verdreven worden. Maar het gaat helemaal niet goed met Israël. Het volk is de weg kwijt. Steeds meer raakt het God ook kwijt.

De roeping van Jeremia staat dus in dat kader. God roept hem, in een laatste poging om te spreken tot het hart van zijn volk.

2. Niet gemakkelijk

Het woord van de Heere kwam tot mij. God neemt Jeremia gelijk in dienst en begint tot hem te spreken. Waarom heeft de Heere zoveel haast? Omdat er iets is dat God heel hoog zit. Er is iets dat Hem heel veel pijn doet. Dat lezen we in vers 16. Daar zegt God drie dingen, maar het gaat om het eerste.

Vers 16: ze hebben Mij verlaten, reukoffers gebracht aan andere goden en zich neergebogen voor beelden die ze zelf gemaakt hebben. Het eerste is: ze hebben Mij verlaten. Dat is nogal zwak uitgedrukt. Letterlijk: ze hebben bij verstoten, aan de kant gezet. Het Hebreeuwse werkwoord gaat over een man, die zijn vrouw aan de kant zet. Ik zie het niet meer zitten met jou. Ik heb een ander. Zo spannend is dat. Je hebt een jarenlange relatie, er is zoveel gepasseerd, je hebt samen zoveel meegemaakt, en dan dat moment, dat je hoort, ik wil niet meer verder. En er is geen weg meer terug.

Jongens en meisjes, die ervaring dat je aan de kant wordt gezet, herken je misschien wel. Je bent heel goed bevriend met iemand, je doet veel dingen samen, uit school zie je elkaar, samen voetballen, gamen op de computer. Leuke en hechte vriendschap. Dan komt er iemand anders in de klas, en ineens is alle aandacht voor jou weg. Dan viert hij zijn verjaardag, en je wordt niet eens meer uitgenodigd. Je hoort er niet meer bij. Er worden achter je rug vervelende dingen over je gezegd. Nou zo iets. Daar wordt je verdrietig van. Je hebt zoveel samen gedaan. Lekker naar het strand geweest. Film gekeken. Boeken gedeeld. Je bent niet alleen verdrietig, maar ook heel boos.

Zo ga je niet met elkaar om. Niet in het huwelijk. Niet met vriendschappen. Ik stip het maar kort aan – er valt meer over te zeggen – maar die boosheid, die verontwaardiging, die is er ook bij God. Israël zet Hem aan de kant.

Wat doet God? Sluit Hij de deur? Nee, dat doet Hij niet. Hij blijft spreken. Dat is het wonder. Het woord van de Heere kwam tot Jeremia. Hoe maakt God duidelijk wat er in zijn hart leeft? Door Jeremia iets te laten zien. Twee dingen uit het dagelijkse leven laat God Jeremia zien. Die hebben alles met de roeping van Jeremia te maken. Ze vormen de rode draad door heel zijn boek.

3. In stereo

Eerst een amandeltak. Dat is de eerste boom die groeit in de lent. Heel Anathoth stond er vol mee. Jeremia ziet een amandeltak en God zegt: Ik waak over mijn woord. Een kleine woordspeling in het Hebreeuws.

Het woord voor waken in het Bijbels Hebreeuws (sjoqed) lijkt veel op het woord voor amandel (sjaqed). Zoals de amandel het eerste wakker is, zo is God wakker, en zal Hij doen wat Hij zegt. Het eerste beeld is een bemoediging voor Jeremia. Ook de beloften die hij kreeg: dat God hem kent, bij hem is en de woorden in zijn mond legt, die komt God na. Hij zal trouw zijn. Hij doet wat Hij zegt.

Het andere beeld is een pot water die op het vuur te koken staat. Een beetje scheef. Het water kookt en stroomt naar een kant over. Zo zal ik mijn volk oordelen, zegt God. Want ze hebben Mij aan de kant gezet. Dat beeld is de uitdrukking van Gods boosheid. Zijn verontwaardiging, dat Hij zomaar aan de kant gezet is. Ingewisseld voor een ander. In zijn boosheid dreigt God zijn handen van zijn volk af te trekken. Als God dat doet, is het volk weerloos en kwetsbaar. Dat beschermt Hij het niet langer. God spreekt alsof alles realiteit is. Zo ziet de profeet het al. Maar de deur staat nog open. Het is nog genadetijd.

De pot en de amandeltak. Oordeel en heil worden hier aangekondigd. God wijst aan wat fout is, opdat zijn volk naar Hem terugkeert. Dat is zijn verlangen. Daar doet Hij alles aan. Zo genadig is Hij.

4. Avondmaal

Wij zijn Israël niet. Maar toch, in de weg die God met zijn kerk gaat, na Pinksteren, heeft veel van de geschiedenis van Israël zich herhaald. Dat als het erop aankomt, de Heere zo vaak met lege handen staat; als Hij spreekt,  wie luistert er dan echt. Misschien herken je het wel. Eigenlijk zou ik… vul maar in … breken met een zonde, de hand van verzoening reiken naar iemand, trouw moeten zijn in die relatie, de Heere op zijn woord geloven, eerlijk zijn met God.

Het lijden van God is, dat er ondanks Pasen en Pinksteren, het er bij ons zo vaak niet van komt; dat ons hart zo vol is van andere dingen. Dat alles is in het leven van Jezus tot een climax gekomen. Dat onvruchtbare, die onwil, die lauwheid, dat vol zijn van wat de wereld biedt, dat heeft Jezus aan het kruis gebracht. Wij zijn zijn kruis. De boosheid van God is op Hem terecht gekomen. Dat is wat we belijden als we samen avondmaal vieren: Heere, te vaak komt het er niet van in mijn leven, er is zoveel stukwerk, het is zo ten delen, ik doe u zoveel tekort. Wie aangaat, klaagt zichzelf aan.

De wijn is teken van het bloed. Dat Jezus voor mij zijn leven wilde geven. De boosheid van God gedragen heeft.

Maar er is ook het brood. God spreekt in stereo. Naast de pot was er de amandeltak. Jezus deelt ook brood uit. Het brood dat leven geeft. Hij laat ons delen in de vergeving, die Hij bewerkt heeft, voor ons. Hij voedt ons met nieuw leven. Met nieuwe kracht. Met sterker verlangen. Hij maakt aan tafel onze wil sterker. Om voortaan voor Hem te leven.

Het brood gaat voorop. Eerst het leven. Dan de dood. Eerst de genade, dan het oordeel. Eerst de amandeltak, dan de kokende pot.

God spreekt – dat is een wonder – Hij doet het in stereo. Hij vraagt het ons vanmorgen: wat zie je? Ik zie brood en een beker. Is dat wat je ziet?

Nee, zeg je, ik zie Jezus voor me staan, met zijn beide handen naar Mij uitgespreid. De ene hand is ontdekkend. Die is gevuld met een beker. Daarin zit alles wat niet goed was in mijn leven. De andere heeft het brood. Met die hand nodigt Hij mij uit. Kom, je bent welkom aan mijn tafel. Alles is volbracht. Hier, proef het maar. Dit heb ik voor jou gedaan. Zo wil Hij ons versterken, door ons te verzekeren van zijn vergeving en door ons nieuwe kracht te schenken. En wij? Wat moeten wij doen? Maar een ding: als Jezus zijn hand naar ons uitsteekt en ons nodigt, dat we dan opstaan en zeggen: Ja Heere, ik kom.

Amen.