Pasen, een nieuwe dag breekt aan!

Schriftlezing: Johannes 20:1-18
Datum: 5 april 2015
Download PDF


1. Pasen is ongehoord!

Elke keer gebeurt het weer, dat de waarheid van Pasen in twijfel wordt getrokken. Is het niet door de krant, dan wel door een dominee die het niet (meer) kan geloven. Er zijn boeken overgeschreven, theologische debatten over gevoerd. Het ging er soms heel heftig aan toe. Steeds weer bleek het om deze vraag te gaan: Is het voor de boodschap van het evangelie nodig dat Jezus echt is opgestaan? Heeft het christelijk geloof niet ook waarde, betekenis zonder dat we in de opstanding moeten geloven.

Dat is een reële vraag. Want zeg nou eerlijk, het is voor het verstand toch ook moeilijk te bevatten. Velen van ons hebben bij het graf gestaan, in het verleden of zeer onlangs nog. En dat is confronterend. Iemand van wie je zielsveel houdt, ligt daar begraven. Dominee – zei iemand eens – ik kan niet in de opstanding geloven, want uit het graf is toch nog nooit iemand teruggekeerd. Pasen is toch gewoon onvoorstelbaar.

Voor velen is dat ook een heel existentiële vraag. Ga ik mijn geliefde straks terug zien of niet. Is met de dood alles afgelopen of niet. Is er een leven na dit leven? Wie zegt me dat het ooit goed komt met mij en met deze wereld?

Er zijn ook mensen voor wie die vraag niet speelt. Toen men de cabaretier Herman van Veen interviewde naar zijn visie op de dood, antwoordde hij: ‘Ik geloof eigenlijk niet in een beloning, in leven na de dood. Het leven is mooi geweest. Daar moet iedereen het na zijn dood maar mee doen. En ik dus ook. Je leeft voort in gedachten, in dingen die je tot stand hebt gebracht. Dat klinkt natuurlijk mooier dan het is…’.

Al deze reacties geven stem aan het feit dat Pasen gewoon moeilijk te bevatten is. Het past totaal niet in wat we ons kunnen voorstellen. Dat een dode opstaat! Niemand van ons heeft dat ooit meegemaakt. En toch, is dat nu wat de Schriften ons wel vertellen. De teksten van de evangeliën, tweeduizend jaar geleden geschreven, afkomstig van ooggetuigen, zij vertellen ons wat er op de Paasmorgen gebeurd is en wat dat voor ons betekent. En daar willen we in de preek over nadenken, over wat de ooggetuigen hebben opgeschreven. En als we Johannes 20 lezen en op ons laten inwerken, dan komen daar twee dingen uit naar voren. (1) De feiten. Wat is er precies met Pasen gebeurd? En: (2) De ontmoeting. Wat is de betekenis van Pasen voor mensen zoals wij. Ik hoop en bid dat die boodschap vanmorgen ons hart zal raken; hoe we hier ook zitten; wat we ook hebben meegemaakt; wie we ook zijn. God wil ons iets zeggen vanmorgen. Hij wil dat het Pasen wordt in uw en jouw leven.

2. De feiten

Het begint allemaal, als Maria Magdalena in de vroege morgen van de eerste dag van de week, op zondag, ontdekt dat het graf geopend is. De grote rolsteen die het graf afsluit, is weggerold. Tot haar grote verbijstering. Of ze in het graf gekeken heeft, weten we niet, maar ze concludeert eruit dat het lichaam van Jezus verwijderd is. Vermoedelijk denkt Maria dat ze het lichaam van Jezus herbegraven hebben. Dat blijkt later ook in haar woorden aan de tuinman. Vers 15: zeg me waar u Hem hebt neergelegd. Het lichaam van Jezus was namelijk haastig begraven, voordat de sabbat aanbrak. Met die boodschap dat het graf open is, en Jezus vermoedelijk weg, spoed ze zich naar de discipelen. Eerst klopt ze aan bij Petrus en daarna bij Johannes. Ze hebben de Heer uit het graf genomen en wij weten niet waar ze Hem neergelegd hebben. En Petrus en Johannes besluiten gelijk met haar mee te gaan om poolshoogte te nemen. Johannes komt als eerste aan. Hij werpt een blik naar binnen. Hij ziet in het schemerdonker de windsels liggen. Met gepaste schroom voor de dode blijft Johannes in het voorportaal staan. Het graf is namelijk een graftombe. Een soort grot in de rots, met in die ruimte verschillende grafkamers. Petrus gaat wel binnen. Ook hij ziet de doeken liggen, de lijkwade, maar tot zijn ontzetting ontdekt hij dat de zweetdoek, die om het hoofd van Jezus zat, op een andere plaats ligt. Heel merkwaardig.

Dat blijkt niet zozeer uit de vertaling helaas. Daar staat dat de zweetdoek, die om het hoofd zat, opgerold is. Maar dat is hier niet bedoeld. Het Griekse woord dat hier staat is precies hetzelfde als toen Jezus lichaam gebalsemd werd. Er staat letterlijk: ineengewikkeld. De doek is niet opgevouwen. Dat kon helemaal niet. Hij stond stijf van de zalf en de specerijen van de balsem. Nee, de bedoeling is dat de zweetdoek nog in de stand ligt waarin het hoofd is gedrapeerd op de vrijdagavond van de begrafenis. Het is bijna of er niets gebeurd is. De lijkwade is intact. De zweetdoek is nog in vorm. Maar het geheel is uiteengeschoven: de huls is leeg. Een opengesprongen cocon is er achter gebleven. Een gebalsemde mummie die opengeschoven is. Het lichaam is niet geroofd en weggenomen. Niemand kan een lijk uit een lijkwade halen zonder deze te scheuren of te beschadigen. Wat is er dan gebeurd? Het begint Johannes te dagen, vers 8. Zou het misschien toch waar zijn, dat Jezus is opgestaan? Toch beseffen ze niet ten volle wat er gebeurd is. De Geest moest hun verstand ng verlichten om de Schriften ten volle te begrijpen. Daarom keren ze terug naar huis. Zonder een opwekkend woord voor de anderen. En ze laten Maria alleen achter bij het graf. De feiten liegen er niet om. De steen is afgewenteld. Het graf is leeg. Er is een leeg lijkkleed. Allemaal sterke bewijzen voor feitelijke en lichamelijk opstanding van Jezus. Want iedereen had de boodschap van toen kunnen ontkrachten, als het dode lichaam van Jezus er geweest zou zijn. Ja, dan zou de opstanding van Jezus een vrome gedachte zijn van discipelen die Hem niet kunnen missen. Maar het dode lichaam is er niet. Alle feiten wijzen een kant op. Er is maar een conclusie mogelijk. Iets wat nog nooit in de geschiedenis van mensen is gebeurd, is daar in Jeruzalem werkelijkheid geworden. Jezus is opgestaan. Hij leeft. De feiten zijn duidelijk. Maar feiten alleen brengen mensen nog niet tot geloof. Er is nog iets nodig. Dat is het tweede punt. Het wordt pas Pasen voor Maria als zij Jezus ontmoet.

3. De ontmoeting 

Laten we wat inzoomen op Maria. Ze is alleen achter gebleven bij het graf. De discipelen zijn al lang weer vertrokken. Maar Maria is gebleven. En Johannes vertelt dat ze bij het graf staat te huilen. Logisch eigenlijk, toch? Het kan je zomaar overkomen. Als je bij het graf van een geliefde bent, je man of vrouw, een kind, dat allerlei herinneringen boven komen. En dat het gemis opeens je te veel wordt. Dat zal bij Maria ook wel het geval geweest zijn. Maar het is opvallend, dat Johannes wel vier keer vermeld dat zij huilt. Haar verdriet is enorm groot. Wat beweegt haar dat ze zo bij het graf alleen is achter gebleven?

Ik denk dat wij dat alleen maar kunnen begrijpen, als we beseffen wie Maria eigenlijk was. Ze heet Maria Magdalena. Maar Magdalena is geen achternaam maar een bijnaam. Maria van Magdala. Magdala is een klein plaatsje aan de westoever van het meer van Galilea. Opvallend dat haar naam verbonden wordt met de plaats waar ze vandaan komt. Dat is geen goed teken. Iedereen kende haar als Maria van Magdala. Haar naam is vermoedelijk ook haar faam. Maria van Magdala. Ja, die kennen we wel. Dat is zo’n bijzonder geval. Zo kun bekend staan onder de mensen. Men kijkt niet naar wie je bent, maar je wordt afgerekend op je verleden. Dat verleden achtervolgt je tot op de huidige dag. Weet u wat er met Maria van Magdala was gebeurd? Dat vertelt de evangelist Lucas in hoofdstuk 8 van zijn evangelie. Toen Jezus rondtrok door het Noorden van Galilea en overal het evangelie verkondige, was hij ook Maria Magdalena tegengekomen. Ze was helemaal verstrikt geraakt in de wereld van occulte en boze machten. Ze was er zo erg aan toe, dat Jezus haar van zeven demonen moest bevrijden. Bezeten. Ze werd gekweld werd door zeven kwade geesten, die haar vergezelden in alles wat ze deed. Dat moet verschrikkelijk geweest zijn. Stemmen die ze hoorde in haar hoofd. Negatieve gedachten die steeds maar weer bovenkwamen. Somberheid. Angst. Een verachting van haar eigen lichaam. Soms ook uitbarstingen van woede. Een verlangen om maar dood te zijn. Haar leven was een hel.

Maar het wonder was gebeurd. Maria had Jezus ontmoet. En Jezus had haar bevrijd. De demonen hadden haar verlaten. Jezus had haar teruggeroepen uit de dood. Hij had haar van haar angsten bevrijd. En Maria was een ander mens geworden. En nu, ja nu was ze hem gaan volgen, met alles wat ze had. Jezus was de liefde van haar hart geworden, want ze had haar leven aan Hem te danken!

En daarom heeft de dood van Jezus ook zoveel bij haar losgemaakt. Nu de man die haar het leven gaf, dood is, weet ze niet meer waar ze het zoeken moet. En ze gaat terug naar zijn graf. En eigenlijk is dat een weg terug. Terug naar haar verleden. Terug naar de dood. Maar dat heeft ze zelf niet door. Ze is verblind door het verdriet. Haar tranen brengen haar in een isolement. Ze is alleen nog bezig met zich zelf, en met de dood.

Ik vind dat zo aangrijpend gemeente, als je daar over nadenkt. Hoe is Maria besmet geraakt met die demonen? Zou ze haar heil gezocht hebben in occulte zaken. Wat zit daar achter? We hebben het meegemaakt in Chili, dat een jonge vrouw, zich met occulte zaken had ingelaten, en een verbond met de Duivel had gesloten. Waarom? Ze was eenzaam; had een slecht zelfbeeld. Ze vertelde dat er nooit iemand was geweest, die zei dat hij van haar hield. Haar ouders niet. Ook de mensen om haar heen niet. Nooit had ze te horen gekregen: je bent mijn geliefde kind. Nooit te horen gekregen: dat heb je goed gedaan. Je mag er zijn. Je ziet er mooi uit. Nee, ze had niet geleerd van zichzelf te houden. Ze was in een vicieuze cirkel terecht gekomen. En in haar wanhoop had een verbond met de Duivel gesloten, en gevraagd of Hij haar macht wilde geven. Gelukkig is ze daarvan bevrijd geworden.

Zo was het misschien ook wel gegaan met deze Maria Magdalena. Misschien herken je er iets van. Dat er van die woorden zijn, die tot nu toe je hebben vergezeld. Dat je lelijk bent of klein. Dat jij dat niet kunt. Dat je je niet echt geliefd bent. En daardoor ben je onzeker. Misschien houd je wel niet echt van jezelf. Misschien ook je heil elders gezocht.

Goed dat je hier bent vanmorgen. Jezus weet raad met ons leven. Dat zien we zo mooi hier gebeuren. Als Maria in zichzelf gekeerd is, in haar verdriet, bezig met haar verleden, met haar gezicht gericht op het graf, dan gebeurt het wonder. Als enige ziet ze engelen, die haar aanspreken. Maar het grootste wonder is dat Jezus haar opzoekt. De opgestane Heer is nog steeds een Herder, die omziet naar zijn schapen. Als Maria met zichzelf bezig is, en Jezus verward met de tuinman, klinkt daar opeens een stem. Maria! Of beter gezegd: Mirjam! Want dat is haar Hebreeuwse naam. Jezus noemt haar bij haar naam! Haar meisjesnaam. Ze is niet langer Maria van Magdala. Getekend door haar verleden. Maar Jezus noemt haar bij haar naam! Met zoveel liefde en tederheid! Terwijl zij nog op zoek is, wordt zij door Hem gevonden. Zij zoekt een dode die binnen in het graf lag, maar ze wordt gevonden door de Levende die buiten het graf staat!

Jezus noemt haar naam. Die naam had hij ook genoemd toen Hij de demonen uit haar leven verdreef. En nu noemt Hij haar weer bij die naam. Zo persoonlijk en indringend. Vol van liefde en genade. En zo mag Maria ontdekken dat ze geliefd en bemind is door God. Jezus spreekt slechts een woord. Maar daar is ook alles meegezegd. Maria! Het is dezelfde stem die haar bevrijdde. Die het licht in haar donkere leven bracht. En dan? Dan ontwaakt ze en ziet ze Jezus.

En als Maria Zijn stem hoort, dan roept ze het uit: Rabboeni! En in dat ene woord ligt al haar blijdschap en geloof samengepakt. Rabboeni. Mijn meester. Opeens beseft ze het. Het is haar Heiland. Hij stond op uit de dood. Hij leeft.

De hof van Jozef van Arimatea was een doolhof. Zij kon de uitgang niet vinden. Ze was gevangen in het verdriet. Maar Jezus heeft haar uitgeleid. Nu is het Pasen voor Maria geworden!

Maria – Rabboeni. Weinig woorden. Toch is er een hechte band. De band van de liefde.

4. Pasen voor ons

Pasen is dat de levende Jezus naar je toekomt en je bij je naam noemt. Maria. Mirjam. Vul je eigen naam maar in. Ik weet van je verleden. Ik ken je pijn en verdriet. Ik ken je wonden en je zonden. En hoezeer je daardoor terneer gedrukt wordt. Zie op naar Mij. Ik ben de levende. Ik heb de dood overwonnen. Mijn liefde is sterker dan je verleden. Mijn troost is dieper dan je verdriet.

Pasen is, dat God een nieuwe dag in je leven laat aanbreken. Hij bevrijdt je van een verleden dat je gevangen houdt. De liefde die je nooit echt hebt geproefd. Woorden die tot je zijn gesproken. Het verleden dat je achtervolgt. Zonden die je steeds maar vergezellen. Dingen die stuk zijn gegaan. Het evangelie van Pasen is, dat Jezus daar raad mee weet. Dat verleden van ons, heeft Hij vastgenageld aan het kruis. En het is met Hem ten onder gegaan in de dood. En nu met Zijn opstanding is de macht en de vloek ervan gebroken. Het is Pasen geworden, een nieuwe dag is aangebroken; een nieuw begin.

Als Maria dat tot haar laat doordringen, grijpt Jezus vast. Ze wil Hem nooit meer loslaten. Zo groot is haar dankbaarheid. Haar geluk kan niet meer op. Machteloos had ze bij het kruis gestaan. Wanhopig had ze zijn graf bezocht. Maar nu heeft ze haar meester weer terug. Nu wordt alles weer net als vroeger. Of toch niet? Nee, houd Mij niet vast’, zegt Jezus. Maria moet nog iets leren. Jezus opent haar ogen voor de nood van de andere leerlingen. Ook zij moeten het goede nieuws horen. Jezus geeft Maria een taak. Bijzonder moment. Haar verleden telt niet langer. Jezus richt haar blik vooruit. Ze mag getuige zijn van een geweldige boodschap. Zeg tegen mijn broeders, dat ik terugkeer naar mijn Vader. Nee meer nog. Dat ik opvaar naar Mijn Vader en uw Vader, naar Mijn God en uw God. Mijn God – zegt Jezus – is uw God. Dat is de zegen van het kruis. Dat heeft Jezus voor de zijnen verworven toen Hij stierf voor onze zonden. Nu met Pasen laat Hij Maria en de andere discipelen, laat Hij ons in die zegen delen. Mijn Vader is ook uw Vader. Maria wordt ingeschakeld door Jezus om die boodschap door te vertellen. Jezus leeft en zijn Vader mag ook onze Vader zijn. Wat een wonder.

5. Slot

Neem dat mee vanmorgen. Drie dingen:

(1) Het graf is leeg. Jezus leeft!

(2) Je verleden (je verdriet, je zonden en je wonden) – ze hebben niet het laatste woord. Leg ze in Jezus hand. Hij weet er raad mee. En sta op. Het is Pasen geweest. God heeft een nieuw begin gemaakt. Ook voor jou. En U.

(3) God schakelt je graag in om het goede nieuws van Pasen door te geven. Er zijn veel mensen, die zonder hoop in deze wereld leven. Voor hen tellen slechts de feiten van het verleden. Maar het evangelie gaat over de toekomst. Er is hoop. Met Pasen is een nieuwe dag aangebroken. Vertel het door. Geef rekenschap van de hoop die in je is. Net als Maria. En zij ging heen en berichte de discipelen dat zij de Heere gezien had. Liefde maakt gunnend.

Amen.