Trouw tot de dood! (Het boekje en de twee getuigen)

Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
Trouw tot de dood! (Het boekje en de twee getuigen)
Loading
/
Schriftlezing: Openbaring 10 - Openbaring 11:1-14
Datum: 6 juni 2021
Download PDF


Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
Trouw tot de dood! (Het boekje en de twee getuigen)



Loading





/

1. Openbaring vaak in het nieuws

Openbaring is een boek dat tot de verbeelding spreekt. Op internet zijn veel afbeeldingen te vinden van de verschillende hoofdstukken. Ze geven inzicht in wat er zoal door Johannes gezien wordt.

Ik moest bij het maken van de preek denken aan een serie schilderijen van Anneke Kaai over dit laatste bijbelboek. Ze hebben indertijd gehangen in de Jacobikerk in Utrecht, waarvan wij lid waren. Op treffende wijze geeft zij een impressie van wat Johannes te zien krijgt. Plaatjes zeggen soms meer dan woorden. 

2. Troostboek

Voordat we gaan kijken, is het belangrijk om dit voor ogen te houden. Het laatste bijbelboek is een troostboek. Geschreven om christenen, die het moeilijk hebben en vervolgd worden moed in te spreken. Moed in de zin van: wat er ook op aarde gebeurt, in de hemel staat een troon. Op de troon naast de Vader zit de Heere Jezus. Onze Heiland. Hij die zijn leven voor ons gaf. Het Lam dat de zonde van de wereld gedragen heeft. Hij regeert. Deze Jezus kent niet alleen het verleden en het heden, ook de toekomst is Hem bekend. In dit laatste bijbelboek onthult Hij iets van die toekomst. Zodat de gelovigen op aarde weten: God is getrouw, zijn plannen falen niet, die ’t heden kent, de toekomst overziet, laat van zijn woorden geen ter aarde vallen.

En tegelijk is dit boek ook een aansporing om in Jezus te geloven en bij Christus te blijven. Een aansporing om trouw te blijven aan het Woord van God en ons leven daarnaar te richten. Dan zijn we veilig. Wie Jezus kent, wie het zegel van Zijn Geest draagt, heeft weliswaar geen gemakkelijk leven, maar mag weten: mijn leven is geborgen in de trouwe handen van God. Satan kan misschien behoorlijk te keer gaan, maar wat God gewerkt heeft in mijn leven, kan Hij niet ongedaan maken.

Zo mag Johannes in dit boek iets onthullen van Gods plannen met deze wereld. In dit boek nemen de zeven zegels, de zeven bazuinen en de zeven schalen een belangrijke plaats in. De zegels, bazuinen en schalen vormen de rampen die over de wereld gaan. Maar – en dat is opvallend – in enkele serie van zeven zijn er intermezzo’s. Hoofdstukken die de serie onderbreken. Bij deze zeven zegels was dat hoofdstuk 7 over de twaalf stammen de gerote menigte in de hemel. In de serie van de zeven bazuinen zijn dit twee hoofdstukken: 10 over het boekje en 11 over de twee getuigen. In de volgende serie van de schalen zijn het drie hoofdstukken: over de vrouw en de draak, het beest en het lam. Bij alle voortgang en progressie, het kwaad neemt steeds grotere vormen aan, wordt er ook een pas op de plaats gemaakt. Een uitlegger noemde het een vertragingstactiek: God wil het oordeel niet. Hij aarzelt en stelt het uit. Omdat Hij niets liever wil dat mensen gered worden doordat ze tot geloof in Christus komen.

Hoofdstuk 10 en 11:1-14 vormen dus een intermezzo, een tussenstukje over een boek dat Johannes moet eten en over de twee getuigen. Wat krijgt Johannes te zien en wat betekent dit allemaal?

3. Het boekje, de boekrol (hoofdstuk 10)

Johannes ziet een engel die op de aarde staat. Een been op de aarde, een been op de zee. Zijn uiterlijk doet denken aan Christus zelf. Omgeven door een wolk, een regenboog boven Zijn hoofd. Zijn gezicht stralend als de zon, voeten als van vuur. Het is de Heere Jezus niet, maar de beschrijving laat zien dat het een belangrijke engel is. Hij is omgeven door hemelse heerlijkheid. Het feit dat hij zowel op de aarde als op de zee staat, betekent dat zijn boodschap voor heel de aarde geldt.

Hij spreekt met luide stem. Zo luid dat Johannes dit vergelijkt met een donderslag bij heldere hemel. En de engel zweert bij God de Schepper. Met andere woorden: Hij spreekt met gezag, namens God.

Johannes wil opschrijven wat Hij gehoord heeft, maar hij mag dat niet doen. Er zijn dingen die God voor Zichzelf houdt en die niet worden onthuld. Dat God bepaalde gegevens van zijn plan geheimhoudt, is dus een duidelijke waarschuwing. Aan ons mensen is niet alles geopenbaard. Er zijn dingen die wij niet weten. Gelukkig hebben we de Bijbel. Dat is genoeg om God en Christus te kennen, om getroost te kunnen leven en sterven. Maar God houdt ook dingen voor ons verborgen. Dat is belangrijk voor mensen die Openbaring als een legpuzzel of een spoorboekje lezen. God heeft ons niet alles onthuld. Er ontbreken stukjes. We zien niet het hele plaatje. Dat moet ons ook terughoudend maken voor al te stellige uitspraken of voor al te dwingende schema’s.

God houdt een deel van Zijn plan voor ons verborgen. Het komt dus aan op vertrouwen. Geloven in Christus, zonder het hele plaatje van de toekomst te kunnen zien.

Gelukkig heeft God wel genoeg bekend gemaakt. Genoeg om de moed niet te verliezen. Genoeg om vol te kunnen houden! Want het boek start met de Openbaring van Christus, als de opgestane Heer, die wandelt te midden van de kandelaren, te midden van de kerk. Hij is erbij als het Lam en als Heer. We weten niet alles, maar genoeg om Jezus te kunnen volgen, en God en onze naaste lief te hebben. Dat is de essentie van de wet.

Niet alles, maar tegelijkertijd wordt er ook wel veel onthuld. Johannes krijgt een boekje. Het staat vol met profetieën. Vers 11: profetieën die bestemd zijn voor volken, naties, talen en koningen. Met andere woorden: het is een universele boodschap die iedereen aangaat. De inhoud van deze boodschap vinden we in de hoofdstukken die volgen. Uitleggers denken aan 13, 17 en 19 en mogelijk zelfs aan wat volgt in de hoofdstukken 11-20.

Er is met dit boekje iets bijzonders aan de hand. Johannes moet het opeten. In zijn mond smaakt het zoet, de nasmaak is echter bitter. Dat is iets wat in de Bijbel vaker voorkwam. We lezen dit ook van de Jeremia (Jer. 15:16-17) en Ezechiël (Ez.3:3). Voor de profeten is het woord van God zowel aangenaam als hard. Aangenaam, want het betreft het goede nieuws van Gods verlossingsplan (vs.7). Maar het is ook hard in verband met de oordelen die over de wereld gaan. Gods heilsplan heeft als keerzijde een oordeel over het onrecht en kwaad dat mensen doen. God doet recht! Het goede dat mensen doen is vrucht van het werk van de Geest. Het kwaad komt uit het eigen hart en wordt gesteund door satan en zijn handlangers. Oordeel en heil, ze gaan samen op.

We herkennen hier ook wel iets van in ons eigen leven. Het geloof in Christus geeft soms grote vreugde, het Woord van God tilt je tot grote hoogte op. Tegelijk kun je zo worstelen met de zonden van je eigen hart en met tegenslagen, met wat er in de wereld speelt, met twijfel. Momenten dat het Woord je niet zoveel zegt, of je zelfs zwaar op de maag ligt, omdat het je laat kijken in een spiegel. En je schrikt als je kijkt. Zoet en bitter. Maar het Woord van God keert nooit leeg terug. Het werkt altijd wat uit. Het is gericht op ons heil, en niet op ons onheil.

Wat is de boodschap van hoofdstuk 10. Twee dingen denk ik: God heeft de regie, wat Hij onthult is belangrijk. Laten we daar naar luisteren en er acht op geven. Laten we het aanvaarden, ook al begrijpen we veel niet.

Ik denk dat de christenen uit de eerste eeuw er ook een aansporing in zagen. Johannes moet profeteren. Hij moet getuige zijn van Jezus. Het woord moet eruit. Dat is ook onze roeping. Er gebeurt veel in deze wereld, maar we hebben profetisch licht nodig. Mensen moeten weten dat God betrekken is op deze wereld, dat Hij een plan heeft, en ook dat Hij het kwaad zal oordelen. Het is een aansporing om te blijven getuigen, net als Johannes dat deed.

Over getuige zijn, gaat ook het volgende hoofdstuk.

4. De twee getuigen (Hoofdstuk 11)

Het hoofdstuk begint met een vreemde opdracht. Johannes moet het binnenste gedeelte van de tempel, de plek van het altaar, waar mensen God aanbidden, meten met een meetlint. De voorhof van de heidenen en alles daar buiten niet. We kennen deze handeling van uit het OT: Ez. 40-42 en Zach. 2:1-5. Meten heeft hier iets van beschermen. God trekt een grens. Degenen die Hem aanbidden zijn veilig. De rest van de stad wordt vrijgegeven aan de heidenen. De stad Jeruzalem zal worden ingenomen door ongelovige volken. 42 maanden lang. Drie en een half jaar zal dat beleg duren. Het is de periode van de grote verdrukking.

Met andere woorden: er zal een heel heftige tijd komen voor Jeruzalem. Het gaat hier om de concrete stad. Want in vers 8 wordt gezegd dat dit de stad is waar de Heere werd gekruisigd. De stad zal ingenomen worden.

Maar degenen die God aanbidden worden door Hem beschermd. Wie het zijn weten we niet precies, maar vermoedelijk zijn die de Joden die in de Messias geloven. Ondanks die moeilijke tijd, stuurt God twee getuigen. Zij zullen in die heftige tijd profeteren. Ze zullen spreken over Gods plannen met de stad en met Israël. Ze zullen spreken over Gods oordelen die over de wereld gaan. Ze zullen getuigen van de Heer, die in die stad is gekruisigd.

Johannes beschrijft de getuigen met woorden die aan het OT ontleend zijn. Ze doen denken aan de Hogepriester en Zerubbabel uit Zacharia. Ze lijken op Mozes en Elia. De mantel doet denken aan de boeteprofeet Johannes de Doper. God rust ze toe met bovennatuurlijke kracht. Hun woorden gaan gepaard met tekenen en wonderen.

Wie zijn het? We weten het niet. Er zijn twee mogelijkheden volgens de uitleggers:

(1) het zijn twee concrete personen die God naar Jeruzalem zal sturen. De beschrijving is namelijk heel concreet. Stad is ingenomen. Ze getuigen. Mensen pikken hun boodschap niet. Ze worden gedood. Maar God ontfermt zich over hen. Hij wekt hen na drie dagen op en haalt ze thuis in de hemel. Dat doet denken aan wat met Jezus is gebeurd.

(2) De twee getuigen zijn een beeld van de kerk. De kerk die getuigt tot de Joden. Misschien zijn het wel messias-belijdende Joden dit tot hun eigen volksgenoten en tegen de niet gelovige volken getuigen van Jezus. Ook dat is een mogelijkheid.

In ieder geval komen in deze twee getuigen heel wat lijnen samen. Van het OT en van het NT. Heel de boodschap van Gods redding, van oordeel en heil, klinkt nog een keer in de heilige stad. God die voor het oog van de volken spreekt tot het hart van Jeruzalem.

Maar deze boodschap wordt de twee getuigen niet in dank af genomen. Niet door de mensen. De stad wordt in vers 8 vergeleken met Sodom. De getuigen zullen de mensen aangesproken hebben op hun levenswijze. Sodom staat voor overspel, misbruik, ontucht, voor geweld en kwaad. Voor alles wat tegen Gods geboden in gaat. Ze hebben de mensen tot bekering op geroepen. Dat wordt ze niet in dank afgenomen.

Ook het beest roert zich, lezen we in vers 7. Het beest staat hier voor de macht van de afgrond. Demonische machten. Misschien wel de culminatie van het kwaad en de woede die vandaag zichtbaar is in het oprukkende antisemitisme. Het beest kan een overheid zijn, die zich door een duivelse religie laat inspireren.

Maar hoe het beest en de mensen tekeer gaan, God ontfermt zich over de getuigen. Hij wekt ze tot leven en haalt ze thuis. God houdt zijn dienaren en dienaressen vast en bevordert ze tot heerlijkheid. Hij is persoonlijk op hun leven betrokken. Het leven van elke gelovige, is in Zijn hand geborgen. Geen kalme reis, wel een behouden aankomst.

De kerkvader Cyprianus zei: ‘het bloed van de martelaren is het zaad voor de kerk’. Door lijden tot heerlijkheid. Ook al zien de twee getuigen zelf het resultaat niet, God gaat door met zijn plan. De stad wordt opgeschut door een aardbeving. Heel veel mensen komen hiermee om. Als het getuigenis niet genoeg is, haalt God soms zijn beschermende handen af van deze wereld, en begint ze te beven. Hier bij de stad. Met grote gevolgen. Mensen komen om. Vele anderen komen tot inkeer. Door getuigenis en het ingrijpen van God, gebeurt er iets in de stad. De atmosfeer verandert. Het optreden van de twee getuigen, samen met de oordelen van God, leidt tot de bekering van de inwoners van Jeruzalem.

Wat is dat een aangrijpend gebeuren. Wat moest er veel gebeuren. God sprak door de megafoon van het lijden heen, maar nu dan wordt zijn stem gehoord.

Jeruzalem hier gezien wordt als moeder van Israël. Misschien duidt dit wel op de bekering van Israël, zoals ook door Jezus en Paulus verkondigd werd (Mat.23:39 en Rom. 11:25-26).Dan zal geheel Israël behouden worden. We weten dat niet, maar een dingen is wel duidelijk: God laat niet los wat Hij in Jeruzalem en Israël is begonnen.

5. Als afronding

Wat wil God door deze hoofdstukken tegen ons zeggen? Een paar dingen denk ik:

(1) de stad Jeruzalem, waar de Heere Jezus is gekruisigd en opgestaan, zal in de eindtijd een belangrijk rol in nemen. Het is de navel van de wereldgeschiedenis. Mensen zullen zich daar tegen verzetten. De boycot van Israëlische producten. Het antisemitisme. De haat van de arabieren. De strijd om de stad. De profeet zegt, dat Jeruzalem voor de volken een steen zal zijn, waar ze zich aan vertillen. We zijn dus gewaarschuwd.

(2) God laat Israël niet los: Hij stuurt tot het laatst getuigen. Vanuit zijn eigen volk. Joden die in Jezus geloven, getuigen in het midden, spreken tot het hart van het volk. Het is tot op de dag van vandaag een kwetsbare groep. Van uit de orthodoxe Joden is er veel verzet. Ze zijn verraders. Toch groeit hun aantal. Tot op het laatst zullen we blijven getuigen tot hun volksgenoten.

(3) Ook voor ons zijn deze hoofdstukken een aansporing. Om trouw te zijn aan Jezus. Om Zijn naam te belijden, wat het ons ook kost. De toestand van de wereld brengt mensen niet tot verandering als er geen getuigenis bijkomt. Als er geen mensen zijn spreken over God en over zijn plannen. De wereld heeft profetische duiding nodig. Dit is waar het naar toe gaat. Gods koninkrijk komt. Gods nieuwe wereld. Daar zul je gelukkig zijn en tot je bestemming komen. Jezus is de deur. Luister naar zijn woorden en je zult leven. Kom ga met ons en doe mee. Geef je verzet op. Waag het, en je zult merken hoe de vrede van God je leven zal stempelen, je mag bij God horen, en vooral tijd leven. En tegelijk ook: ga je niet op het aanbod in, dan blijf je buiten het heil. Dan gaat het heil aan je voorbij.

Het vraagt wijsheid om de juiste woorden spreken. Het gesprek start niet bij het oordeel of de hel, maar moet altijd over Jezus gaan. Altijd weer moet de focus op Hem liggen. Als wij maar verbonden zijn en met Hem verbonden blijven, verspreid de Geest de geur van Jezus. Soms met woorden, soms door onze daden heen. God draagt daar zorg voor.

Maar laten we niet vergeten dat we in de laatste dagen leven. Getuige zijn kan lijden met zich meebrengen. Getuige en martelaar komen van het zelfde grondwoord.

Maar in dat alles waakt God over ons en over Zijn kerk. Wie omwille van Jezus zijn gehoond, die worden gekroond; wie stierven met de Heer, die komen tot eer.

Getuigen is nooit te vergeefs. Niet naar mensen, niet naar je kinderen.

Het woord van God brengt goede vruchten voort, in ieder mens die luistert naar uw woord. Want God waakt over zijn woord en over ons leven. Amen.