Vol verwachting klopt ons hart?!

Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
Vol verwachting klopt ons hart?!
Loading
/
Schriftlezing: Psalm 19 - Johannes 1:8-13
Datum: 27 november 2022
Download PDF


Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
Vol verwachting klopt ons hart?!



Loading





/

1. Welkom thuis?

Als je een lange tijd weg geweest bent, is bijzonder fijn als je bij terugkomst opgewacht wordt. Op het vliegveld of thuis. Je kunt de mensen van wie je houdt weer in de armen sluiten. Het overkwam mij vorige week zaterdag toen ik terugkeerde uit Colombia. Er hing zelfs een spandoek met daarop ‘welkom thuis’. Alles op die dag staat in het teken van het weerzien. Dan ben je dankbaar dat je weer veilig en wel terug bent.

We kunnen ons er allemaal iets bij voorstellen. Als kinderen voor lange tijd naar het buitenland gaan of op reis. Je bent betrokken. Hoe zou het met ze gaan? Onze jongste dochter is op dit moment in Chili met een vriendin. Als ouders leef je mee. Je kijkt elke dag of er weer een bericht is.

Maar er zit ook een andere kant aan. Als je niet verwacht wordt, als je na een tijdje weg te zijn geweest, of na een dag werken, weer thuis komt, in een leeg huis, in een koude kamer, dan is dat een enorm contrast. Dan komt de eenzaamheid op je af. Je bent alleen met al je ervaringen en met wie kun je dat dan delen?

Verwacht worden of niet verwacht worden. Dat is een groot verschil.

Het gebeurde zomaar een keer, toen Jezus in gesprek was met zijn discipelen. Ze hadden het over het gebed. En over het belang om daarin vol te houden. Dat Hij ineens vroeg: ‘als de Zoon des Mensen komt naar deze aarde, zal Hij dan geloof vinden?’ Jezus vraagt of er mensen zullen zijn die het geloof in Hem levend hebben gehouden? Of er mensen zijn die uitkijken naar Zijn komst, mensen die Hem verwachten? Jezus stelt die vraag, in Lucas 18. Het lijkt dat Hij er niet helemaal gerust op is.

Jawel, in de kerk vieren we met elkaar Advent. We staan stil bij Zijn komst naar deze wereld, maar verwachten we Hem ook echt? Over de vraag van Jezus gaat het in de preek: zullen er mensen zijn die Mij verwachten?

2. Psalm 19

Nu wil ik op die vraag ingaan aan de hand van een Psalm. Dat ligt misschien niet zo voor de hand. Een profetie van Jesaja of het begin van het evangelie van Lucas lijkt voor Advent meer passend te zijn. Maar ik wil toch een poging wagen, aan de hand van Psalm 19. Ik werd bij dit lied een paar weken geleden bepaald. En al gaandeweg in de preek zal hopelijk wel duidelijk worden hoe dit oude lied toch met Advent te maken kan hebben.

Kijk gemeente, als je een psalm uit de Bijbel leest – trouwens dat geldt voor bijna elk bijbelgedeelte – moet je je altijd een vraag stellen: waarom schrijft de dichter dit lied? Welke vraag wil hij daarmee beantwoorden? En natuurlijk ook in het verlengde daarvan: welke boodschap wil hij communiceren? Wat wil Hij tegen ons zeggen?

Als we zo naar deze psalm kijken, dan valt op dat dit lied gaat over het spreken van God. Over hoe God zich aan mensen bekend maakt. Er zit achter dit lied een beweging. Een beweging van God naar de mens. Hij dringt zich als het ware aan ons op. God komt naar ons toe. Dat is ook wat advent betekent. Volgens de schrijver van dit lied doet Hij dat op twee manieren. Maar de vraag die achter dit lied ligt, is deze: God kan wel komen, God kan wel tot ons spreken, maar zullen wij Hem dan opmerken, zullen wij Zijn stem dan horen? Daar ligt voor de dichter zijn zorg. Dat blijkt uit de slotverzen van dit lied.

Psalm 19 gaat over het komen van God en valt in 3 coupletten uiteen en we zullen bij alledrie even stil staan. Couplet 1 zijn de verzen 1 t/m 7, couplet 2 de verzen 8 t/m 12 en het derde deel, dan zijn de verzen 13 t/m 15.

3. God spreekt in de schepping

In het eerste deel van het lied, neemt de dichter ons mee naar buiten en Hij wijst ons naar de hemel. Naar het gewelf dat ons omspant. Hij doet op een vroege ochtend. Als de zon op punt staat om op te komen. Zie je dat, zegt hij? Daar is de tent waaruit de zon opkomt. Hij heeft er weer zin in om aan een nieuwe dag te beginnen, om de wereld met zijn gloed te gaan verwarmen. Het is als een bruidegom, die een nacht heeft doorgebracht met zijn bruid, en dankbaar aan een nieuwe dag begint. Het is als een hardloper die vol goede moed op weg gaat naar de finish. Zo begint de zon aan zijn loop, van de ene kant van de aarde naar de andere, om alles te verlichten en met zijn gloed te bestralen. Je hoort geen geluid, de zon doet het in alle stilte, maar toch is hij er en bestrijkt hij heel de aarde. Universeel is de zon. Hij is er voor iedereen. En aan het einde van de dag gaat hij weer terug in zijn tent en wordt het donker. Dan is er de nacht. En na de nacht komt er weer een morgen. Het is deze regelmaat die de dichter verwondert. De zon komt op, de zon gaat onder. In dat alles ziet hij de hand van God. In dat grote gewelf zijn de handen van God zichtbaar, waarmee Hij deze aarde in Zijn handen houdt. Hij is de schepper van dit alles. En als je goed kijkt, dan zie je Gods glorie, Zijn heerlijkheid. Hier bedoeld als Zijn trouwe zorg over de wereld en de mensen die daarop wonen.

Ik zei net: de dichter neemt ons mee naar buiten. Misschien wel de heuvel op. Want in de stoffige straten van de stad of het dorp heb je daar niet goed zicht op. Je moet er vroeg voor uit je bed misschien, om de opgang van de zon mee te maken en de schoonheid ervan te zien. Misschien doe je dat zelf ook wel.

Het valt op dat de dichter met geen woord rept over de natuur, over de bloemen, de dieren en het veld. Misschien is dit lied wel geschreven, met de woestijn op de achtergrond, en moest hij door de stoffige straten van de stad naar een heuvel lopen, omdat de hitte van de zon het groene leven niet echt mogelijk maakte.

Wij lezen dit lied als mensen van de 21e eeuw. Nu er grote zorgen zijn over het klimaat. De enorme droogte aan de ene kant, overvloed van water aan de andere kant. Mensen die op de vlucht zijn vanwege het klimaat. Een planeet die aan het opwarmen is. De stikstofcrisis en vele andere zorgen die er zijn. Er liggen grote uitdagingen op ons te wachten.

Het eerste couplet heeft iets onbevangens. De dichter ziet dat de schepping verwijst naar God. Het is niet zo dat de mensen van toen geen weet hadden van bedreigingen. Die waren er zeker ook. In het buurvolk Egypte, was elke dag een grote angst dat de zon niet zou opkomen. De zonnegod Ra moest elke nacht door de onderwereld reizen. En daar werd hij hevig belaagd door de demonische god Apep (Apofis). Het was een wonder als hij elke dag weer opkwam.

Misschien is dat ook wel wat de dichter als eerste aan ons meegeven wil. Sta er eens bij stil dat als je weer wakker wordt, en het weer licht is geworden, dat God de zon weer heeft laten opgaan. Hij heeft een dag aan je leven toegevoegd. Elke morgen vindt er weer een herhaling plaats van de eerste scheppingsdag, toen God zei: er zei licht, en er was licht. Het feit dat het weer licht is geworden, betekent dat je een nieuwe dag van God krijgt, om Hem te dienen, om je gaven en talenten in te zetten. Natuurlijk ook om voor deze schepping, die het werk van Zijn handen is, te zorgen en het goede te zoeken. Dat kan niet anders. Wie God liefheeft, heeft ook deze planeet lief.

Het eerste couplet nodigt ons uit om in elke nieuwe dag, de hand van God te zien. Om als ik weer wakker ben, God te danken voor het nieuwe leven dat ik uit Zijn hand ontvangen mag. De dichter spoort ons aan om ons daarin te oefenen. Er bij stil te staan, als je opstaat, bij het wonder van een nieuwe dag, bij het wonder van het licht van God dat schijnt.

We gaan naar het tweede couplet. In artikel twee van de NGB wordt gezegd dat we God op twee manieren leren kennen: als eerste door de Schepping, instandhouding en regering van de hele wereld. En de schepping wordt vergeleken met een prachtig boek, waarin we iets kunnen lezen van de majesteit van God. Maar er is ook een tweede boek, dat is het Woord van God, daarin kunnen wij God duidelijker en volkomener kennen.

4. God spreekt door het Woord

Nou de NGB heeft goed naar Psalm 19 geluisterd. Het tweede couplet gaat over de woorden van God. Over de Tora van God. U weet dat de vertaling van ‘wet’ ongelukkig is. Tora is veel meer. Buber vertaalt dit woord met ‘Weisung’, onderwijzing. Dat past al beter. Het gaat om het geheel van de woorden van God waarmee Hij tot ons spreekt. De dichter haalt dan ook allerlei termen uit de kast om iets van de rijkdom van het Woord weer te geven: getuigenis, bevel, gebod, vreze des Heeren, wat hier betekent: woorden die ontzag opwekken, bepalingen.

God is de sprekende God. In het eerste couplet deed Hij dat in stilte, maar hier is het hoorbaar. Loud en clear. Via profeten en mensen sprak Hij. Zij hebben Zijn woorden voor Israël en ons op papier gezet. Zijn geboden en beloften. Op allerlei manieren komt God naar ons toe. Door te getuigen wat Hij voor ons heeft gedaan. Door onderwijs te geven. Door een gebod of regel. Achter al die verzen staat een God die dus betrokken is op ons leven. Hij wil onze God en Vader zijn. Hij wil ons aan Zijn hart drukken. Daarom spreekt Hij. Hij wijst ons de weg en wil ons voor afdwalen en zonden behoeden, daarom spreekt Hij. Hij wil ons Zijn liefde verklaren, daarom spreekt Hij. Hij wil ons inwinnen voor Zijn koninkrijk, daarom spreekt Hij. Hij wil ons genadig zijn, daarom spreekt Hij.

De dichter geeft in dit couplet een getuigenis van wat de woorden van God met hemzelf gedaan hebben. Geen woord keerde leeg terug. Het werkte wat uit. En dat is nog steeds zo. Zodra we de woorden van God lezen, gebeurt er wat in ons hart, hoofd en leven. In 6 kleine zinnetjes geeft hij dat aan. Ze bekeert de ziel. Het woord deed me van een dwaalweg terugkeren. Het gaf me wijsheid. Er was een belofte van God die blij maakte. Als lezend in het Woord, zag ik wat ik moest doen. Het Woord verlichtte mijn ogen. Uiteindelijk kan hij zeggen: de woorden van God zijn zuiverder dan goud en zoeter dan honing. Ik ben erdoor gewaarschuwd en ik ben er door opgebouwd. Nooit heb ik tevergeefs in de woorden van God gelezen.

Weet u, wat op een dieper niveau het geheim van de woorden van God is? Dat het Woord van God ons dichter brengt bij de God van het Woord. Dat wordt in dit tweede couplet ook duidelijk. Kijk even mee hoe hij de woorden van God typeert: volmaakt, betrouwbaar, recht, zuiver, rein, waarachtig. Al deze woorden zijn persoonseigenschappen. Ze worden in de Bijbel gebruikt voor het karakter. Hier gaat het over God. Het Woord wordt door de Geest transparant tot op God. Je hoort erin de stem van de levende God.

Misschien mag ik nog een stap verder gaan. Het eerste couplet gaat over de God de Vader. Het tweede couplet gaat over God de Zoon. Want al die dingen die hier genoemd worden, zijn in het leven van de Heere Jezus waar geworden. De dichter heeft nog niet aan Jezus gedacht, maar de Geest natuurlijk wel. Als Jezus in gesprek is met Zijn discipelen, dan zegt Hij tegen hen: het Zijn de Schriften die van Mij getuigen. Wat is nou de diepere bedoeling van dit tweede couplet? Ik denk dit: dat we ons oefenen in het zo lezen van de Schriften, dat transparant worden tot op de Heere Jezus. Dat we Hem zien!

Als we volgende week het avondmaal vieren, dan gaat het over Hem die zijn leven voor ons gaf. Die volmaakt betrouwbaar is, zuiver en rein, en waarachtig in alles wat Hij deed. Als Hij zegt: ‘Ik gaf mijn leven voor jou’, dan mag je op dat woord aan. Dan mag je in de tekenen van brood en wijn Zijn genade proeven. Genade is zuiverder dan goud en zoeter dan honing.

Gemeente, je zou kunnen zeggen: Psalm 19 is een adventslied. Het gaat over het komen van God. God de Vader komt naar ons toe als de Schepper. God de Zoon komt naar ons toe als het levende Woord. Maar laten wij ons door Hem ook omarmen? Zien we in de dingen om ons heen ook hoe genadig God voor ons is? Hij doet er alles aan doet om heel dichtbij te komen. Als onze Schepper en als onze Redder.

Of zit daar nu juist het probleem? Zit er misschien iets in de weg. Tenminste dat kan. Daarover gaat het derde couplet, de verzen 13-15. Het derde couplet verwijst naar God de heilige Geest.

5. Wordt zijn stem gehoord?

Want wat doet de Geest onder andere? Hij ontdekt, hij reinigt. In het derde couplet verwoordt de dichter het gevoel, het besef, dat ondanks dat God zo naar ons toekomt, we zomaar aan Hem voorbij kunnen leven, we zo bezet zijn dat we Hem niet opmerken en Zijn stem niet horen. Hoe kan dat? Doordat er tegenkrachten zijn. De dichter vat het samen met het woord ‘hoogmoed’. Dat kan ook wel met ‘arrogantie’ vertaald worden. Dat je alles al wel denkt te weten. Trots, dat je je door een ander niet laat gezeggen. Zo’n houding staat het ervaren van Gods komen in de weg. Ja maar ik zie zo weinig van God. Ik ervaar zo weinig van Zijn aanwezigheid in mijn leven en om mij heen.

Misschien ligt hier een sleutel. We ervaren weinig van God, omdat er tegenkrachten zijn. Het Hebreeuwse woordje voor ‘hoogmoed’ staat in het meervoud. Het zijn krachten en machten. De reformator Calvijn verbindt dit met het werk van satan. Die via onze gedachten twijfel zaait, ons aan God voorbij laat leven. Of, dat kan ook: dat de dingen die anders liepen in ons leven, teleurstellingen, de overhand nemen. Dat kan ook. Vaak zijn we ons er helemaal niet van bewust. Het zijn verborgen krachten. Hoe het ook zij, wat er ook in de weg kan staan, het gebed waar de dichter mee eindigt is belangrijk. Reinig mij van die krachten die ik zelf niet zie of opmerk, maar die uw werk in de weg staan. Kom mij daarin met uw Geest te hulp. Mij lukt dat niet, maar u weet hoe dat moet.

De dichter eindigt met een gebed, dat ik altijd bid voordat ik de kansel opga. Mogen de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor uw aangezicht.

Gemeente, dat is een mooi gebed, voor de week van voorbereiding, maar misschien ook wel om elke dag mee te beginnen. Zodra het weer licht is geworden. Voordat je naar je werk gaat. Voordat je aan een vergadering begint. Voordat je dat gesprek in gaat. Dat wat je denkt en zegt voor God welgevallig is.

Dat is de weg waarop de Geest ons hart reinigt. Meer nog dan de dichter, mogen wij van het offer van Jezus weten. Dat Hij mijn afdwalingen gedragen heeft aan het kruis. In het avondmaal verzekert Hij mij daar weer opnieuw van. Dat Zijn genade er is en dat ik daaruit mag leven.

Het is eenvoudig gebed, dat de dichter ons aanreikt. Maar weet u wat bovenal de vrucht is? Dat door dit gebed heen Gods Geest mijn hart opent voor God die komt en die spreekt. In het avondmaal. Straks als Hij terugkomt. Maar ook elke dag als Hij tot Mij spreekt door Zijn Woord en Geest. Wat zeg ik als God naar mij toekomt? He zijn de woorden waarmee de dichter eindigt: ‘Heere, u bent mijn rots en mijn verlosser’. Het mooiste antwoord dat we de Heere kunnen geven. Amen.