Waar je schat is, daar is ook je hart!

Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
Waar je schat is, daar is ook je hart!
Loading
/
Schriftlezing: Lucas 12:13-21
Datum: 28 februari 2021
Download PDF


Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
Waar je schat is, daar is ook je hart!



Loading





/

1. Onderbroken in ons betoog

Niets is lastiger dan dat mensen je midden in je verhaal onderbreken. Misschien herken je dat wel. Je bent iets aan het vertellen, en ineens komt iemand anders er tussendoor, met een vraag of een onbenullige opmerking, die over heel iets anders gaat. Soms heb je dat in je gezin, als een van je kinderen er tussendoor komt, met iets dat hem of haar bezig houdt. Aan tafel wil vaak iedereen zijn verhaal doen. Maar soms gebeurt het ook in een gesprek met anderen, dat je aan het woord bent, en ineens komt iemand met een vraag of een opmerking. Je kunt je er soms echt aan storen. Laat me nou even uitpraten. Dit is een heel ander thema. Waarom kom je hier nu mee. Soms gebruikt iemand een detail uit jouw verhaal als een haakje om over iets anders te beginnen.

Volgens communicatiedeskundigen staat ‘interrumperen’ met stip op één in de toptien van irritante luistergewoonten. We hebben liever dat iemand ons niet aankijkt of het gevoel geeft dat we zijn tijd verdoen dan dat hij ons onderbreekt.

Er zijn ook allerlei tips voor hoe je hier mee moet omgaan. Deskundigen adviseren ons om 1. vooral vriendelijk te blijven, maar beslist om ons verhaal af te maken. 2. of om op dezelfde snelheid, vol zelfvertrouwen, te blijven doorpraten. 3. om geen pauzes te laten vallen, zodat anderen in de verleiding komen ook iets te gaan zeggen. Enzovoort.

2. Jezus pakt de vraag op

Vanmorgen zien we hetzelfde bij Jezus gebeuren. Lucas vertelt dat Jezus onderwijs geeft. Duizenden mensen zo lezen we in vers 1 zijn samengekomen om naar Hem te luisteren. Een massabijeenkomst. Zijn discipelen zijn er ook bij, ze zitten in de buurt van Jezus. Midden in het onderwijs dat Jezus geeft, midden in zijn betoog, wordt hij ineens onderbroken door iemand die hem een vraag stelt. En die vraag heeft helemaal niets met het onderwijs van Jezus te maken. Hoe irritant kan dat zijn. Hoe onbeschoft eigenlijk.

De vraag van de man gaat over iets dat hem erg bezighoudt. Er is gedoe met zijn broer over een erfenis. Hoewel het onbehoorlijk is dat hij Jezus onderbreekt, kunnen we ons dat wel voorstellen. Het is een onderwerp dat helaas tot veel gedoe leidt. Als het gaat over de nalatenschap van je ouders, de dingen die verdeeld moeten worden, dat is vaak een heel emotioneel gebeuren. En als daar dan ruzie of onenigheid bij komt kijken, dat hakt er diep in. Misschien herkent u het wel uit eigen ervaring.

Uit onderzoek blijkt dat Nederlanders veel vaker dan vroeger naar de rechter gaan vanwege gedoe over erfenissen. Uit een enquête uit het netwerk van Notarissen blijkt dat meer dan de helft van de ondervraagden geen contact meer had met één of meer familieleden. In de helft van de gevallen kwam dat door ruzie over geld of een erfenis. Dit aantal stijgt nog steeds.

De man die Jezus onderbreekt wil Zijn hulp. ‘Zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen.’ Hij vraagt of Jezus zich er mee wil bemoeien. Een gevaarlijke vraag, want voordat je het weet wordt je meegezogen in een conflict en wordt je gedwongen om voor de een of de ander te kiezen. Jezus doet dat niet. Het is niet aan Hem om daarover te beslissen. Zij moeten dat als familie regelen, eventueel de oudsten van de stad of het dorp om hulp vragen. Hij gaat daar niet over. Ik ben geen rechter in deze zaak.

Nu zou Jezus zijn betoog weer kunnen oppakken en verder gaan waar hij gebleven was. Maar dat doet Hij niet. Jezus kijkt dieper. Hij ziet in wat deze man vraagt een dieper probleem. Een probleem dat Hij moet adresseren. De man vraagt niet aan Jezus om het conflict op te lossen. Hij is helemaal niet in zijn broer geïnteresseerd, maar in het geld. De erfenis, de spullen, het bezit, dat is waar het hem om te doen is. Jezus ziet dollartekens in de ogen van de man. Het verlangen naar bezit, naar spullen. Jezus ziet bij de man hebzucht.

En hebzucht is een groot probleem. Want het verzamelen van bezit en bezittingen kunnen je helemaal in beslag nemen. Bezit op zichzelf is niet het probleem. Maar als het bezit ons bezit dan ben je over een grens gegaan. Dan zit je in de gevarenzone. Zo werkt het vaak wel. Wie veel heeft, heeft vaak de neiging om nog meer te verwerven. Groei, uitbreiden. Maar al heeft iemand overvloed, zijn leven is daarmee nog niet zijn bezit geworden. Het leven is van God.

Zo vormt de vraag van de man voor Jezus een aanleiding om verder in te gaan op het probleem van de hebzucht, het verlangen naar altijd meer. Hebzucht is namelijk een gevaarlijk iets. Hebzucht staat volgens Kolossenzen 3 gelijk aan afgoderij. Waarom? Omdat het beslag legt op ons hart. Waar je schat is, daar is ook je hart. Bezit kan je bezitten en zo van God afhouden.

Zo komt Jezus bij die korte gelijkenis over de rijke dwaas. En als je goed leest, zie je dat Hij in vers 15 zich weer tot de menigte en tot zijn discipelen richt. Hij zei tegen hen. Wat ik zo knap vind van Jezus, is dat Hij allerlei thema’s van zijn onderwijs in dit kleine verhaaltje laat terugkomen. In het gedeelte erna gaat het bijvoorbeeld over het eerst zoeken van het Koninkrijk van God. Over wat prioriteit in ons leven moet zijn. Vervolgens heeft Hij het over waakzaam zijn, omdat je niet weet wanneer je sterft of wanneer Jezus terugkomt. Al deze thema’s klinken mee in de gelijkenis.

3. De rijke dwaas

Het verhaal is gauw verteld. Je ziet het voor je ogen gebeuren. Het is een goed jaar geweest voor de boer. De akkers hebben veel opgebracht. Het weer zat mee, het economisch klimaat ook. Hij moest er hard voor werken, maar het resultaat is er dan ook naar. Maar de kleine schuren zitten wel aan hun maximum. Wil hij groeien dan zal hij moeten bijbouwen. Investeren, materialen kopen en als alles gunstig blijft, moet dat geen probleem zijn. Hij doet nog een schepje erboven op. Maakt overuren, maar het werk vordert. Het lukt om alles voor de volgende oogst klaar te hebben. De onderneming gedijt, de zaken gaan goed. Wat zal hij er een profijt van hebben. Nog even doorbijten, afzien, schepje er boven op. Even volhouden. Er zal vast wel een dag komen waarop hij meer rust heeft en van alles kan gaan genieten. Werk hard, doe je best en God doet de rest. En zo gaat hij verder. Maar de dag om er van te genieten komt niet, want midden in al zijn plannen en projecten sterft de man. Ineens komt er een streep door al zijn plannen. God vraagt het leven dat Hij aan de man gaf terug. Het Griekse woord betekent hier ‘het terugvorderen van een lening’. Zijn leven was een lening. God vordert het geleende terug. Hoe dwaas kun je zijn, zegt Jezus. Wat baat het een mens als hij de hele wereld wint, maar schade leidt aan zijn ziel?

Kijk, als je het verhaaltje onbevangen leest, kun je ook zeggen: wat doet die man eigenlijk verkeerd. Hij is een ondernemer. Hij heeft gewoon goed geboerd. Natuurlijk ook een beetje geluk gehad, dat wil hij wel toegeven, het is niet alleen eigen verdienste, maar toch. De ene boer haalt meer van een hectare dan een andere. Hij heeft het in zijn vingers. En bij ondernemen hoort het toch dat je plannen maakt. En als de zaken goed gaat, wat is er dan op tegen om uit te breiden. Dat is toch ook een vorm van je gaven en talenten gebruiken. Daar is toch niets mis mee? Als je bedrijf floreert dan denk je toch vooruit, je wilt toch het beste, ook voor je personeel en voor de toekomst van je onderneming?

Gemeente, dat is ook allemaal niet verkeerd. Woekeren met je talenten, goed je best doen, je zaak uitbouwen, vooruit kijken, plannen, ondernemen is vooruitzien, dat mag allemaal, onder de zegen van God. En toch noemt God -dat is opvallend, dat gebeurt niet zo vaak in een gelijkenis, dat God zelf spreekt – deze man een dwaas. En dwaas betekent in de Bijbel niet dat je dom bent. Iemands denken en handelen kan heel intelligent zijn. Maar toch kun je dwaas zijn. Wat bedoelt Jezus daarmee?

Mag ik het wat dichterbij brengen vanmorgen? Ik probeer me voor te stellen hoe het is om als dominee bij de vrouw van deze man langs te gaan. Haar man is net gestorven. Ze is helemaal nog in shock. Dit is wat ze totaal niet verwacht had. Wat moet ik doen? Ik heb geen idee wat er allemaal op me afkomt. We hebben hier samen nooit over gesproken. Hij was altijd bezig. Had zoveel plannen en ideeën. Ik luister naar wat ze allemaal vertelt. Over haar man en haar kinderen en over het bedrijf. Dan hebben we het over de begrafenis. Een emotioneel moment. Ik heb haar man een paar keer ontmoet en kan in de dienst wel iets over hem vertellen. Maar ik vind het wel belangrijk om een completer beeld van hem te hebben. Wat was voor hem belangrijk vraag ik aan haar. En ze antwoordt: zijn gezin is – was – heel belangrijk voor hem. Hij was trots op zijn kinderen, maar nu vraag ik mij af of ze hun vader wel echt kenden. Hij had het altijd over ze. Zij portemonnee zal vol met foto’s van ze. Wat deed hij met zijn tijd, vraag ik haar. Nou, hij was wel altijd heel druk. Een bezig baasje. Het bedrijf groeide en dat had al zijn aandacht. Ik heb het hem niet altijd gemakkelijk gemaakt. Ik vroeg hem wanneer hij nou zou stoppen en tijd maken voor ons en onze kinderen. Altijd verzekerde hij me, dat het goed zoukomen. Vaak zei hij zoiets als ‘morgen’ of ‘spoedig’, ‘nog even dit en dan’ en ‘ik beloof het je’. En dat meende hij echt.

4. Wat maakt de man / ons dwaas?

Gemeente, waarom ben je dwaas als je zo leeft als deze man? Wat wil Jezus ons duidelijk maken. Ik zie drie dingen.

a. leef niet voor jezelf

Kijk nog eens goed naar het verhaaltje. Zes keer komen we het woordje ‘ik’ tegen en drie keer ‘mijn’. Het leven van deze man staat in het teken van zichzelf. Hij leeft – bedoeld of onbedoeld – een egocentrisch leven. En hij is ook niet met anderen in overleg, maar alleen met zichzelf. Zijn gedrevenheid heeft hem tot grote hoogte gestuwd. Maar in dat alles was hij bezig met zichzelf. Met zijn eigen ambitie. Met zijn eigen plannen. Doof voor de stem van anderen. Doof ook voor de stem van God. En als hij sterft is er bijna niemand die naar hem omziet. In het slot van vers 20 lezen we: ‘als uw ziel wordt opgeist, wat u hebt, voor wie zal het dan zijn’. Hebzucht maakt mensen niet alleen onuitstaanbaar, maar ook heel eenzaam. Wie staan er bij je graf en wat wordt er over je gezegd? Was jij iemand die ook voor anderen klaar stond? Konden mensen op je rekenen? Of moest alles wijken voor jouw plannen? Wat ben je dan arm, zegt Jezus.

b. geven maakt rijk

Ook in de tijd van Jezus was armoede een groot probleem. In de gelijkenissen van Jezus komen arme mensen vaak voorbij. Als je rijk bent en door God gezegend, heb je een grote verantwoordelijkheid. Mogen anderen delen in de zegen die je van God ontvangen hebt. Of houd je alles voor jezelf. Je huis, je geld, je vakantiewoning, je auto, je tijd, mogen anderen daar ook profijt van hebben, mensen die misschien aan veel dingen gebrek hebben. Zou je de winst van je bedrijf ook kunnen investeren in het Koninkrijk, goede doelen of in de kerk? Jezus houdt ons allemaal een spiegel voor. We zijn rijk. Met elkaar. Maar in plaats van alles in handen te houden, durven we ze ook te openen naar onze buren, naar die collega die alleen is, de mens die het nodig heeft? Dwaas ben je als je dat niet doet.

c. Vergeet je ziel niet

Misschien is dat wel de allerbelangrijkste les van deze gelijkenis. Je kunt alles hebben wat je hartje begeert, en er zijn zoveel dingen, die ons kunnen bekoren en waar ons hart naar uit kan gaan, maar als je God niet hebt, ben je straatarm. Jezus zegt: wat baat het een mens als hij de hele wereld wint, maar schade leidt aan zijn ziel? Hier zegt Jezus: dwaas ben je, als je voor jezelf (let op!) op aarde schatten verzamelt, en geen schat in de hemel hebt. Als God je schat niet is. Als Jezus niet die parel van grote waarde is. Als je in je leven de omgang met God verwaarloost, dan ben je niet rijk in God. Dan sta je met lege handen.

En daar is het Jezus om te doen. Hij was rijk zegt Paulus, maar Hij werd arm om ons rijk te maken in God. Wat is dat rijk in God. Dat de band met Jezus, het geloof, de omgang met God, het allerbelangrijkste in je leven is. Hoe is dat bij jou, en bij u? Rijk in God, dat is de overvloed van genade en liefde die vanuit Gods vaderhart stroomt. Dat is de niet aflatende zorg van God als onze hemelse Vader. Dat is Zijn vergeving. Dat is Zijn nabijheid elke dag. Dat is de kracht die Hij ons geeft om het vol te houden. En zoveel meer. God heeft zoveel ons te geven, gemeente, maar we kunnen alleen ontvangen, als we open handen hebben, als ons bezit ons niet bezit.

Daar wil Jezus ons vanmorgen toe uitnodigen. Kom tot mij die vermoeid en belast zijt, laat alle stress en zorg, achter bij het kruis, Ik zal je rust geven. Mijn genade is genoeg.

Jezus vertelt deze gelijkenis om ons allemaal te waarschuwen. Benut deze tijd van corona, deze crisistijd, om te investeren in de band met Jezus. Want alleen als we verbonden zijn met Jezus, door het geloof, zullen we leven, eeuwig leven. Wie de Zoon heeft, heeft het leven, wie de Zoon niet heeft, heeft dat leven niet. Hij is de weg naar het kruis gegaan om ons rijk te maken in God. Hij heeft de volle prijs betaald en het oordeel van God voor ons gedragen. Late we daarom de dingen van boven zoeken, waar Christus is, en je zult rijk zijn in God. En je zult meer dan genoeg hebben om te delen, met anderen die Hij op je weg plaatst.

5. Mag Jezus ons storen?

Niets is zo irritant als mensen je onderbreken in wat je aan het doen bent. Mag Jezus u en jou onderbreken van morgen? Is het je ook om Hem te doen? Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn. Wie met Jezus leeft, is rijk in God. Die schat zal nooit vergaan. Amen.