God dienen zonder angst

Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
God dienen zonder angst
Aan het laden
/
Schriftlezing: Lucas 1:57-80
Datum: 20 december 2020
Download PDF


Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
God dienen zonder angst



Aan het laden





/

1. Eindelijk je verhaal doen

Soms zijn er momenten dat je heel graag iets zou willen vertellen, wat je hebt meegemaakt, iets waar je helemaal vol van, maar je hebt er de gelegenheid niet voor.

Ik herinner me dat toen ik geslaagd was voor mijn rijexamen, dat ik even kort naar huis belde. En? Ik ben geslaagd hoor! Ik vertel straks wel hoe het gegaan is.

Je komt terug van vakantie of van een kamp. Zulke mooie dingen gezien. Het was heel gezellig. Even een berichtje aan je ouders. We zijn onderweg. Het was supergaaf. En als je dan eenmaal thuis bent, komen de verhalen.

Je had een sollicitatie. Tweede of derde ronde. Je bent nog onderweg en je hoort dat je bent aangenomen. Even een berichtje of belletje naar huis. Ik vertel straks wel hoe het ging.

En als je veel hebt meegemaakt, dan komt dat er op een gegeven moment allemaal uit. Je wilt het delen. Delen van wat je hebt meemaakt, is heel belangrijk. Het is moeilijk als dat niet kan of je daar de gelegenheid niet voor hebt. Als je alleen bent.

2. Als Zacharias zijn verhaal gaat doen

Als er iemand is die weet hoe moeilijk het is dat je je verhaal niet kunt doen, dan is dat wel Zacharias. We komen hem in Lucas 1 tegen. Als hij dienst doet in de tempel, komt de engel Gabriël naar hem toe met een boodschap van God. Dat zijn vrouw Elisabeth zwanger zal worden. Dat Hij een zoon zal krijgen. Dat hij hem de naam Johannes moet geven. En dat zijn zoon door God gebruikt zal worden om Israël op de komst van de Messias voor te bereiden. Zacharias kan dat allemaal niet geloven. Ze zijn te oud. Zijn vrouw is onvruchtbaar. Onmogelijk. Omdat hij zich verzet, krijgt hij een spreekverbod. Zacharias moet zwijgen, totdat gebeuren zal wat de engel heeft gezegd.

Zacharias moet zwijgen. Negen maanden lang. Het is moeilijker voor Zacharias geweest dan we vaak denken. In vers 22 wordt gezegd dat hij stom was, niet kon spreken. Het Griekse woord kophos dat hier gebruikt wordt, kan ‘stom’ beteken of ‘doof’ of allebei ‘doofstom’. Ik denk dat dit laatste het geval is geweest. Zacharias is niet alleen stom geweest, maar ook doof. De uitleggers wijzen daar ook op. Kijk maar naar vers 62. Met gebarentaal maken zij aan Zacharias duidelijk hoe zijn zoon moest heten. Gebarentaal is niet nodig als je ook kunt horen. Nee, Zacharias is doofstom geweest. Dus veel ingrijpender nog.

Moet je voorstellen wat dat betekent. Ruim negen maanden niet spreken en horen. Dat doet wat met je. Je komt in een isolement. Je raakt buitengesloten van de mensen om je heen. Alleen met je eigen gedachten. Wat zal er allemaal door Zacharias heen gegaan zijn? Ongetwijfeld denkt hij terug aan de ontmoeting met Gabriël. De woorden van de engel resoneren na in zijn hart. Ik denk ook: wroeging en spijt. Waarom heb ik mij tegen God verzet. Hoe kon ik zo stom en ongehoorzaam zijn. Er zal veel door zijn hoofd gegaan zijn. Misschien ook wel angst. Zal ik weer kunnen spreken en horen? Zal God mij genadig willen zijn? Ik heb het helemaal verbruid. Negen maanden. Een hele zware beproeving. Je zal het maar meemaken.

Maar dan komt daar het moment van de geboorte. Als de periode van de zwangerschap van Elisabeth voorbij is en zijn zoon geboren wordt, mag Zacharias hem een naam geven. En hij schrijft de woorden: Johannes is zijn naam. En dat is het moment, dat zijn tong wordt losgemaakt en hij weer kan spreken. Waarom op dat moment? Ik denk dat dit met gehoorzaamheid te maken heeft. De engel had gezegd: u zult hem de naam Johannes geven. Eerder had hij zich verzet, nu geeft hij zich gewonnen. Het is de gehoorzaamheid die gezegend wordt.

Dat is belangrijk aspect van het geloof. Een dominee uit Vietnam, die gevangen gezet werd vanwege zijn geloof, zei eens: ‘Wij hebben geleerd dat lijden niet het ergste is in de wereld. Ongehoorzaamheid aan God dát is het ergste’.

De negen maanden hebben Zacharias geleerd zijn verzet tegen God op te geven. Dat is ook maar het beste dat je kunt doen. Je verzetten tegen God en zijn geboden, dat levert je alleen maar ellende op. Dat moeten we niet doen! In de gehoorzaamheid aan Hem ligt Zijn zegen. Dat je in de keuzes die je maakt, vraag aan God wat Hij goedvindt.

Zacharias gehoorzaamt en God opent zijn mond. En dan begint Zacharias te spreken. In een keer komt alles naar buiten, wat er in zijn hart leeft. Wat Gods Geest hem in al die maanden heeft onthuld.

Jongens en meisjes, denk even aan een ouderwetse fluitketel of een snelkookpan. Je zet hem op het vuur of op de kookplaat. Door de warmte wordt de druk van binnen steeds groter. En op een gegeven moment wil de stoom naar buiten. De ketel begint te fluiten. De snelkookpan te sissen. De druk van binnen is te hoog. Zo ook hier bij Zacharias. In een keer komt alles eruit. Gods Geest legt hem de woorden in de mond. Zacharias profeteert.

3. De profetie van Zacharias

Wat maakt dit lied bijzonder? Als we het lezen, dan valt op dat hij helemaal niets vertelt wat hem allemaal is overkomen, de details van de ontmoeting, wat er in de tempel gebeurde, dat hij de zegen niet kon geven. Nee, niets van dat alles. Dat is niet relevant. Als Zacharias gaat spreken, dan spreek hij niet over zichzelf maar over God. Over wat Hij gedaan heeft en gaat doen. Dat heeft die periode van eenzaamheid hem geleerd.

Zo kan God moeilijke periodes in ons leven gebruiken om ons hart te zuiveren, om ons opnieuw te leren wat er echt toe doet. Dat het geloof niet draait om ons, maar om God en om de Heere Jezus!

Zacharias profeteert. Wat valt op aan zijn lied. Drie dingen wil ik noemen.

a. Vol verwondering.

Het lied is vol van verwondering. Geprezen zij God want Hij heeft naar Zijn volk omgezien, vers 68. En in 78 nog een keer: de Opgang uit de hoogte heeft naar ons omgezien. Aan het begin en aan het einde, als een inclusio, God heeft naar ons omgezien.

Tegen de achtergrond van die tijd een bijzonder woord. Na Maleachi, de laatste profeet van het Oude testament, is het 400 jaar stil geweest. 400 jaar lang geen woorden van God. Geen visioenen en geen profetieën. God had zich gehuld in zwijgen. Waarom? Omdat er geen ruimte was voor Hem. Omdat de mensen Hem niet serieus namen. Omdat ze zijn geboden aan hun laars lapten. Het vuur van de profetie was gedoofd. Het licht van de openbaring bijna niet meer zichtbaar.

Met alle gevolgen van dien. God voor mensen geen levende realiteit. Geen ervaring van zijn nabijheid. Geen brandende harten meer. De dienst in de tempel een formaliteit. Wat moet dat God gedaan hebben. Als Hij zijn heil, Zijn Woord aan mensen niet kwijt kan. En de consequenties van dat alles was ook, dat het land bezet was geraakt. Israël zucht onder het juk van de Romeinen.

Wat bijzonder dan als God Zelf het zwijgen doorbreekt. God neemt redenen uit zichzelf. Zacharias beseft: het is Zijn barmhartigheid! Die term gebruikt hij twee keer (vers 72 en 78). God kan het werk van Zijn handen niet loslaten. Zacharias verwondert zich daarover. God heeft naar ons omgezien. Hij heeft zijn toorn laten varen.

Gemeente dat is kenmerkend van het ware geloof. Verwondering. Dat God naar je omziet. Dat je erbij mag horen. Dat Hij je genadig is. Ik hoop en bid dat ook wij zo in het leven staan. Wat zou er van mij terecht zijn gekomen, als God niet naar Mij had omgezien!

b. Verlossing is nodig.

Wat verder opvalt, is dat heel dit lied draait om verlossing: vers 68 God heeft verlossing tot stand gebracht; 71 verlossing van onze vijanden, bevrijding van onze haters; vers 74 verlost uit de hand van onze vijanden. Het is alsof in die negen maanden van stilte Zacharias dat heeft ontdekt: wij hebben verlossing nodig. Wij hebben het nodig dat God ons bevrijdt. Het is het hoofdthema van dit lied. Alles draait om verlossing. Want als God ons niet verlost, dan zijn we reddeloos verloren.

Gemeente, laten wij dit profetische woord ter harte nemen. Wat voor Israël geldt, geldt evenzeer voor ons. Wij hebben verlossing nodig. Ook vandaag. Van het virus, van het onbegrip, ruzie en geweld.

Verlossing, waarvan? In het begin van het lied heeft Zacharias het over vijanden. Dat God ons van onze vijanden verlost. Zacharias denkt aan de Romeinen en alle vreemde overheersers. De oude profetieën spraken daar ook over. Hij doet niets anders dan verwoorden wat de Psalmen en profeten zeggen. God zal die profetie ook zeker verhoren. Maar al gaandeweg het lied wordt het specifieker.

Vijanden, dat zij mensen buiten ons. Het risico daarvan is een soort wij-zij-denken. Daar hebben we vandaag ook veel last van, onze samenleving is zo gepolariseerd. En dan lijkt het alsof het probleem alleen extern is. Maar het probleem zit dieper. Zeker, God zal eenmaal alle vijanden van deze wereld verwijderen. Dat is wat in de Bijbel wordt beloofd! Maar het probleem waar God vooral op gericht is, is het hart. Jezus zal komen om zijn volk zalig te maken, te verlossen van hun zonden. Kennis van de zaligheid in de vergeving van hun zonden, lezen we in vers 77. Dat gaat dus over het heilswerk van de Heere Jezus. Hij komt om het zondeprobleem aan te pakken.

Zonden.

Dat lijkt zo’n versleten woord. Maar het is meer dan het overtreden van regels. Meer dan fouten alleen. Het is dat je God niet serieus neemt. Dat je zo gemakkelijk je eigen gang gaat. Dat Hij er in je leven soms gewoon niet toedoet. Of dat je je eigen zin doordrukt. Dat je je hart voor Hem gesloten houdt. Herken je dat?

Jezus komt om ons daarvan te verlossen. Wat kun je daar soms naar verlangen. Als je soms zo moe bent van jezelf, van je geloof, van je lauwheid, van je biddeloosheid misschien. Jezus weet daar raad mee. Hij is de Verlosser. Er is een Verlosser, Jezus de Zoon van God. Geef je leven maar in Zijn hand. Zeg het maar tegen Hem wat je niet wilt of wat niet lukt. Hij zal je zonden vergeven. En je van binnenuit vernieuwen. Dat doet Hij door Zijn Geest. Verlossing is de specialiteit van Jezus. Vernieuwing is het werk van de Geest. Ook daarover gaat het in dit lied. Dat is het derde wat ik wil onderstrepen.

c. God dienen zonder angst.

Het werk van Jezus loopt uit op dat van de Geest. In de verzen 74 en 75. De verlossing heeft namelijk als doel: God dienen zonder vrees, in heiligheid en gerechtigheid, voor Hem, alle dagen van ons leven.

God dienen zonder vrees. Vrees voor wat mensen van je vinden. Zonder angst voor de dag van morgen. God dienen zonder dat je je laat verlammen door wat er in de wereld speelt. Zonder te weten wat de dag van morgen je brengen zal. Zonder vrees, dat je het niet gaat redden of angst dat je het niet volhoudt. De Geest van Jezus drijft al die vrees uit. Zonder angst voor het oordeel van God. Omdat de Heere Jezus dat oordeel voor je heeft gedragen.

Hem dienen in heiligheid en gerechtigheid. De reformator Calvijn verbindt deze woorden met de tien geboden. Heiligheid heeft met de eerste tafel van de wet te maken, dat is toegewijd. Toegewijd aan God. En gerechtigheid heeft met de tweede tafel te maken: de liefde tot de naaste. Dat is wat de Geest uitwerkt: Hij verbindt ons aan Christus, de Verlosser, Hij zorgt dat we Hem toegewijd zijn. En ook dat we omzien naar onze naaste. Nu in deze corona-tijd is dat zo belangrijk. Dat je helpt waar nodig. Een kaartje. Luisterend oor. Dat je opkomt voor recht en dat je het goede voor de ander zoekt.

Zo te leven. Alle dagen van je leven. Toegewijd en oprecht. Dat is wat God van ons verlangt. En wij? Is dit ook hetverlangen van ons hart? Om zo toegewijd te leven? Nee, het gaat niet in eigen kracht. Wij hebben de Heere Jezus nodig. Hij is gekomen om de zonde te verzoenen. Dat het er zo vaak niet van komt. En Hij kwam ook om de Geest voor ons te verwerven. Om ons te helpen en te leren, zodat we leven voor Hem, alle dagen van ons leven. Het enige wat wij hoeven te doen: is tegen Hem zeggen: neem mijn leven Heer, maak het tot uw eer!

4. Zodat Jezus steeds groter voor ons wordt.

Ik sluit af met een citaat van de schrijver C.S. Lewis. In ‘De Kronieken van Narnia’ vertelt hij, dat een van de hoofdpersonen, Lucy, terug gaat naar Narnia. Daar ontmoet ze na vele jaren Aslan, de leeuw, die een beeld is van Christus. En dan vindt er dit gesprek plaats: ‘Welkom, mijn kind’, zegt Aslan tegen Lucy. ‘Aslan’ zegt Lucy, ‘Je bent groter geworden!’ ‘Dat komt omdat jij ouder geworden bent’, antwoordt hij. ‘Niet omdat jijzelf ouder bent?’ zegt Lucy. En dan zegt Aslan: ‘Ik ben niet ouder. Maar elk jaar dat jij groeit, zul je merken dat ik groter word’.

Dat is waar dit lied van Zacharias overgaat. Dat we God dienen zonder angst en dat Gods Geest in ons de ruimte krijgt, zodat elk jaar dat we groeien, Christus steeds groter voor ons.

Ik snap wel waarom Zacharias met een loflied eindigt. Laten wij met Zacharias mee belijden: Geloofd zij de Heere, de God van Israël, want Hij heeft naar ons omgezien. Hij heeft ons verlossing gebracht. Een leven zonder vrees, in zijn tegenwoordigheid, waar we ons ook bevinden, wie we ook zijn. Amen.