God heeft naar ons omgezien!

Schriftlezing: Jesaja 25:1, 8-9 - Lucas 7:11-17
Datum: 22 november 2015
Download PDF


1. Herkenbaar tafereel

Het is al lang geleden. Ruim 35 jaar. Ik zat op de basisschool. Een van mijn klasgenoten was plotseling overleden. Mark, getroffen door een hersenbloeding. Hij was die morgen niet op school op komen dagen. Ik herinner me dat we gingen condoleren. We zaten zwijgend in de huiskamer. Toen kwam het moment om naar boven te gaan; hij lag op zijn eigen kamer opgebaard. Ik durfde eerst niet. Samen met mijn vader zijn we toch afscheid gaan nemen. Diepe indruk heeft dat op mij gemaakt. Later de begrafenis. De lange stoet van het huis naar de kerk en van de kerk naar de begraafplaats. Samen met de klas. Het was mijn eerste confrontatie met de dood. Ik kan mij de beelden nog zo voor de geest halen. De confrontatie met de dood is altijd weer aangrijpend. Als je het mee hebt gemaakt, weet je het als geen ander. Iemand van wie je houdt, valt weg. Er wordt iemand van je losgescheurd. Een trauma ontstaat. De dood slaat diepe wonden.

2. Een rouwstoet

Wat Lucas met een paar woorden schetst, is juist zo aangrijpend, omdat we het herkennen. We hebben het misschien zelf ook meegemaakt. Wat er gebeurt als de dood je leven of gezin binnenvalt. Welke impact dat heeft. De beelden die je in je hoofd zo voor de geest kunt halen. Van het sterfbed of van de begrafenis. De mensen. De stoet.

Het kost ons niet veel moeite, om ons in te leven wat Lukas hier in hoofdstuk 7 vertelt. Hij legt er zelfs de nadruk op. Vers 12: ziedaar. Letterlijk: en zie! Kijk een begrafenisstoet. Uit de poort van het dorpje Naïn komt een rouwstoet. Op de baar, onder de witte doek, ligt een jongen. Hoe oud zal hij geweest zijn? De uitleggers aarzelen: 25-40 jaar, zegt de een, de ander spreekt over 15 jaar. Maar het leed is er niet minder om. Het kind is de enige zoon van zijn moeder, die weduwe is. Het leed dat deze vrouw getroffen heeft is aangrijpend diep. Het is de tweede keer dat zij dezelfde gang maakt naar de begraafplaats buiten de stad. De eerste keer om haar man te begraven, nu haar enige zoon. Hij is dood. Zomaar in de bloei van zijn leven is zijn bloem geknakt. Toen haar man stierf, zeiden de mensen wat onbeholpen: ‘gelukkig heb jij je kind nog’, ‘je hebt nog iemand om voor te zorgen, je hebt nog een taak, een doel in het leven’. Nu was ook haar zoon gestorven.

Dat kinderen een keer hun ouders begraven, dat is de gang van het leven, maar dat ouders hun kinderen begraven, dat is zo tegennatuurlijk. Het enige dat deze vrouw restte, dat is haar nu ook ontvallen. Naast de pijn van dit verlies, had dit sterven ook vele gevolgen. Weduwen waren in die tijd aangewezen op de welwillendheid van anderen. Deze bleek niet altijd zo groot. Gelukkig was je als je kinderen had. Zij zouden voor je zorgen op de oude dag. Zo ook deze jongen. Door het gemis van zijn vader had hij eerder volwassen geleken dan zijn leeftijdgenoten. Hij had geprobeerd zo goed mogelijk de lege plaats van zijn vader in te nemen. Hij was voor zijn moeder een steun en toeverlaat. Hij zou wel voor haar zorgen. Als ze oud werd, zou ze geen gebrek hoeven lijden, want hij had een goed paar handen aan zijn lijf.

Het kan gewoon niet waar zijn, denkt ze. Dit is een kwaadaardige droom. Maar ze weet wel beter. Elke stap die ze zet brengt haar dichter bij de begraafplaats. Ze heeft niemand meer om voor te leven. De lijn van de geslachten is doodgelopen. Vaag hoort ze het gejammer van de fluiten en de klaagvrouwen. Dat was gebruikelijk bij een begrafenis. Al was je nog zou arm, bij een begrafenis horen minstens één klaagvrouw en twee mensen met fluit aanwezig te zijn. Zij maken zoveel lawaai – tenminste dat is de bedoeling – dat vrienden en familieleden, en met name de moeder, al hun verdriet kunnen uiten, zonder zich te schamen voor hun emotie.

Gelukkig is de vrouw niet alleen. Lucas vertelt dat een grote menigte uit de stad bij haar is. Wat een zegen als je in je verdriet niet alleen staat. Als er mensen met je meelopen. Niet alleen op de dag van de begrafenis, maar juist ook daarna! Ze zijn bijna allemaal uitgelopen, van diep medelijden vervuld. Het is laat op de middag. Overledenen werden nog op dezelfde dag begraven. Voor het duister van de nacht.

3. Een Trouwstoet

En dan zien we opeens van de andere kant nog een stoet lopen. Het is een totaal ander gezelschap. Het is Jezus, met een kring van discipelen om zich heen en daarachter een grote groep van mensen die Hem nalopen. De stemming is hier totaal anders. Ze zijn enorm opgetogen. Opgetogen over wat ze hebben meegemaakt. Een paar dagen eerder waren ze erbij geweest, toen Jezus zieke mensen had genezen, en mensen die last hadden van boze geesten had bevrijd (6:17-19). En gisteren nog in Kapernaüm, had Jezus de ernstig zieke slaaf van een Romeinse hoofdman genezen. En de mensen waren opgetogen. Wat is hier aan de hand? Oude beloften lijken tot vervulling te komen. God ziet naar ons om! En dat in Galilea! Het gebied waar veel heidenen wonen, het land van duisternis en schaduw van de dood. De mensen en de discipelen zijn diep onder de indruk. Wat zullen ze nog meer beleven. Is deze de door God beloofde Messias? De verwachtingen zijn gespannen. Men wil bij Jezus zijn. Men wil erbij zijn als Hij spreekt en onderwijs geeft. Men wil met eigen ogen zien wat er gebeurt als hij mensen aanraakt en de handen oplegt. Deze tweede stoet is een vreugdevolle optocht. Het is de beweging van Gods koninkrijk. Hier lopen mensen achter Jezus aan, die door Johannes de bruidegom wordt genoemd. Jezus die de Levende is. Een trouwstoet, las ik ergens. Jezus loopt voorop in de stoet van Gods trouw.

En deze twee stoeten, deze twee groepen mensen ontmoeten elkaar. De rouwstoet en de trouwstoet. De rouwstoet wil de poort uit. De trouwstoet wil de poort binnen. Wie heeft er voorrang? Gaat de stoet van het leven eerbiedig aan de kant om de stoet van de dood te laten passeren? In gedachten zien we mensen uit de stoet van Jezus al aan de kant gaan. We moeten ruimte maken, uit eerbied voor de dood. Zoals gebruikelijk is als je een begrafenisstoet tegenkomt. Die geef je voorrang. De dood heeft altijd voorrang. Hebt u ooit meegemaakt dat een begrafenis niet doorging? Je krijgt er altijd vrij voor, of je neemt er vrij voor, want de dood is onherroepelijk.

4. Botsing bij de poort

De twee stoeten komen elkaar tegen bij de poort van de stad, zegt Lucas in vers 12. Dat is opvallend! Vast niet toevallig. Nee, dat klopt. Bij de poort van de stad is het altijd druk. In het oude oosten is de poort de plek waar zaken worden gedaan, waar de oudsten van de stad vaak te vinden zijn, voor advies of wijze raad; maar vooral is de poort de plek waar recht wordt gesproken. Waar het kwaad wordt veroordeeld. Bij de poort van de stad worden geschillen geslecht. Wat is waarheid? Wat is leugen? Hier bij de poort komt het tot een confrontatie tussen het leven en de dood. Wie heeft het laatste woord? De dood of het leven? Wat doet Jezus? Gaat Hij voor de dood opzij? Nee, Hij knalt er vierkant tegen aan! Jezus is de levensvorst. Hij is het die gezegd heeft: Ik ben de Opstanding en het leven; wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven! (Joh. 11:25). Jezus gaat niet opzij. Hij geeft aan de dood geen voorrang.

Gemeente, waarom vertelt Lucas ons eigenlijk dit verhaal. Deze geschiedenis van die twee stoeten, die van de weduwe en die van Jezus? Eigenlijk is er maar om één reden: Hij wil ons laten zien wie God is. De God die in Jezus op aarde is gekomen, doet hier een wonder en laat zien wie Hij is. En dit wonder is een teken. Een teken van hoe God het leven bedoeld heeft. Niet de dood maar het leven heeft het laatste woord. En het is goed als wij op deze dag, waarop we onze overledenen gedenken, wanneer we weer opnieuw met ons verdriet geconfronteerd worden, om dan samen opnieuw te ontdekken wie Jezus voor ons is. Wat leren we hier van God? De mensen zeggen het: God heeft naar ons omgezien!

5. God ziet naar ons om!

God ziet naar ons om! Waaruit blijkt dat?

5a. Jezus ziet de weduwe

Jezus ogen zien de vrouw en zijn hart wordt geraakt. Hij ziet het verdriet en Hij kent haar pijn. Jezus heeft oog voor weduwen en wezen. Dat bekent: God ziet je niet over het hoofd als u uw man of vrouw of kind hebt moeten begraven. Of je broer of zus. Jezus ziet je. Hij ziet je nood en Hij weet er vanaf. De psalm die we straks zingen, zegt dat God onze tranen ziet en bewaart in zijn kruik. Daarom vinden we in de Bijbel zoveel gebeden van mensen die met hun nood, hun angst en pijn, met hun verdriet naar God toegaan. Omdat ze weten: Hij is met ons leven bewogen!

5b. Jezus is met ontferming bewogen

Jezus is met ontferming bewogen. Dat is tweede. Letterlijk betekent het met ontferming bewogen zijn tot in de ingewanden geroerd zijn. In de Hebreeuwse uitdrukking klinkt hier zelfs het woord moederschoot mee. Zoals een moeder bewogen is over haar kind, is Jezus bewogen over ons gebroken leven. Deze vrouw had daar helemaal niet op gerekend. Ze had er ook niet om gevraagd. Er wordt niet naar haar geloof gevraagd. Overwacht en onverdiend komt Jezus haar zwaar getroffen leven binnen. De ontferming gaat helemaal van Jezus uit. Wonderlijk is dat. Geweldig bemoedigend. Als je zelf geen enkele hoop hebt of niet in staat bent om maar iets te vragen, dan God zelf in beweging. Hij nodigt Zichzelf uit om je leven binnen te komen. Zo komt de Here Jezus soms nog met zijn Woord je leven binnen. Zomaar, terwijl je het niet verwacht. Als je denkt, hoe moet het verder in mijn leven, als ziekte je pad kruist, een conflict, problemen op je werk of in je relatie. En je denkt: hier kan ik helemaal niks mee. Vergeet dan niet: Jezus ziet het, Hij weet van je af. Hij weet raad. Bij Hem is uitkomst, nu al, en ook bij het naderen van de dood. En dat is het derde.

5c. Jezus geeft de jongen terug aan zijn moeder!

Dat is het meest bijzondere van dit verhaal. Het wonder dat Jezus doet. De jongen vertoont geen enkel teken van leven. Hier kan niemand nog iets mee beginnen, denk je dan. Wat doet Jezus? Hij raakt de baar aan. Hij legt zijn hand op de jongen. Dat is de meest verontreinigende handeling in Israël. Een dode aanraken maakte je onrein. Dat deed je niet. Jezus doet dat wel. Hij schrikt er niet voor terug. Hij raakt de jongen aan, en wordt daarmee zelf ook onrein. Wat betekent dat? Ik denk dit: Jezus neemt alle onreinheid, zonde en dood van deze jongen op Zich. En dat is wat elke keer weer in de Bijbel klinkt als evangelie. God wordt een met ons. Hij wordt een van ons. Hij deelt onze nood, Hij draagt onze zonden, Hij neemt ons lijden op Zich en deelt in onze dood. Dat verwijst al naar Golgotha. Als Jezus later zal sterven. Als Hij de onreinheid, zonde en dood van heel de wereld op zich neemt. En midden in die werkelijkheid van dood en verdriet, doet Jezus een teken, maakt Jezus een nieuw begin. Hij raakt de baar en de jongen aan en roept hem weg bij de dood. Sta op! En de jongen komt leven en gaat zitten. Hier zien we wat Johannes al voorspelde: doden zullen de Stem van de Levende horen en opstaan. Hier bij de poort wordt door Jezus rechtgesproken. De dood heeft geen recht op de jongen en moet voor het machtswoord van Jezus wijken.

En als de jongen weer tot leven komt, geeft Jezus hem terug aan zijn moeder, lezen we in vers 15. En Hij gaf hem aan zijn moeder. Het was de ontferming van Jezus met deze weduwe, wiens hoop totaal was vervlogen. Jezus ziet haar verdriet, en schenkt haar weer hoop voor de toekomst. Vrouw zie uw zoon. Het onheil dat haar trof wordt weggenomen. De vrouw heeft weer toekomst. Hij kan voor haar gaan zorgen. Jezus heelt haar nood. In Naïn richt Hij een teken op van Zijn Koninkrijk. In Naïn is er iemand die heel nadrukkelijk zijn leven aan Jezus te danken heeft. De weduwe krijgt haar zoon terug uit handen van Jezus, maar ze krijgt hem anders terug. Want ze weet: Mijn kind is van Hem. Het heeft zijn bestaan aan Jezus te danken!

6. Lofzang uit de diepte!

Lucas maakt aan het slot nog melding van de reactie. De mensen zijn diep onder de indruk. Ze prijzen God. Daar was het Jezus om begonnen. Dat mensen gaan zien: God heeft naar ons omgezien. In de profeet die onder ons is opgestaan, komt God zelf naar ons toe. En dat is het geheim van wat we hier in Lucas lezen. God is met ontferming over ons bewogen. Hij wil niet dat de zonde en dood het laatste woord in ons leven hebben. In Christus neemt God de zonden, het zuchten van de schepping op Zich. God is met ons bestaan bewogen. Hier zien we wat dat betekent: God treedt met liefde het lijden van ons mensen binnen, Hij legt zijn hand op ons leven, Hij droogt onze tranen en zegt: zie Ik maak alle dingen nieuw. Vertrouw maar op Mij, Ik heb de dood overwonnen.

In de opwekking van deze jongen zien we de macht van Jezus. Maar het blijft wel een teken. Even licht Gods toekomst op. Maar het is er nog niet ten volle. Daar kunnen we het soms knap moeilijk mee hebben. Wij krijgen onze geliefden niet terug zoals deze vrouw. Wij staan nog aan de andere kant. Wij laten onze geliefde doden in het graf achter. Wij moeten ze uit handen geven. Dat is ingewikkeld. Dat doet heel veel pijn. Dat roept soms zoveel vragen op. Vragen zonder antwoord.

Wat hier in Naïn gebeurt, wordt ons vanmorgen verteld als een bemoediging. Een teken dat de dood niet een grens is, waar de ontferming van Jezus ineens ophoudt. Nee, degenen die wij liefhebben, en die wij aan de dood moesten verliezen, bevinden zich niet buiten het bereik van Jezus. Nee, ze zijn veilig in zijn hoede. Ieder die in Hem gelooft, en ook het jonge leven dat vroegtijdig ten einde kwam, zal eens opstaan in de vernieuwde schepping. Want de dood heeft niet het laatste woord.

7. God doet wat Hij beloofd heeft!

Ik eindig: Twee stoeten kwamen elkaar tegen bij de poort. De stoet van het leven en de stoet van de dood. Door het wonder van Jezus gaat er maar een stoet terug de stad in. Deze geschiedenis eindigt niet op de akker van de doden, maar in de stad van de levenden. Ook dat is een teken. Daar werkt God naar toe. Het evangelie wordt verkondigd. Wij worden opgeroepen om ons oude leven achter ons te laten en Jezus te gaan volgen. God wil niet dat wij in de stoet mee lopen die naar de dood wandelt, maar nodigt ons uit voor de stoet van het leven, achter Jezus aan. Loop je al mee? Ga jij of u al achter Jezus aan? God heeft je bestemd voor het leven. Kies dan het leven en niet de dood!

Wie Jezus volgt – of heeft gevolgd in zijn leven – die zal het ervaren: wie in Mij gelooft, zal leven. Die leeft nu al. Jezus leeft en ik met Hem, dood waar is je schrik gebleven. Dat is het evangelie. Dat mag dan onze troost zijn.

En als de dood dan onverwacht ons levenspad­ kruist? Dan krijgt hij ons niet in zijn macht, want we zijn het eigendom van Christus. Als de dood komt, dan slapen we in, en worden we wakker in de grote feestzaal van God, waar onze stoel al is klaargezet en waar de stem van onze Heiland klinkt: welkom thuis! Wat een machtig woord is dat. Ik roem in God ik prijs ’t onfeilbaar woord; Ik heb het zelf uit Zijn mond gehoord. Zullen we daar amen op zeggen?

Amen.