O, o, die wet … Paulus en de Wet (serie Galaten 6)

Schriftlezing: Galaten 3:13-26
Datum: 2 juli 2017
Download PDF


1. IJver voor de wet

Toen wij als gezin in Israël waren, waren er door een fout voor ons in het Zuiden geen overnachting en maaltijd geregeld. Met de overnachting is het goed gekomen, maar voor ons avondeten moesten we naar Dimona, de dichtstbijzijnde stad. Maar het was zaterdag, de Joodse sabbat en we moesten wachten tot de winkels opengingen. Dat was pas ‘s avonds om 22.30 uur. Dimona is een stad met een groot percentage orthodoxe Joden.

Wat wij toen niet wisten maar onlangs duidelijk werd, is dat er in Dimona ook een messiaanse gemeente is. En die gemeente heeft onlangs een inloophuis geopend. Dat inloophuis heeft tot grote woedde en verzet geleid bij de orthodoxe Joden. Ze zijn bang dat er geëvangeliseerd wordt. En de tweede dag hadden ze gelijk het sanhedrin op bezoek. Rabbijnen die hen aan de tand voelden. Hoewel de Tenach hetzelfde is, hun verbondenheid met Israël groot is, is er nog steeds veel commotie. Van alle kanten proberen de rabbijnen dit inloophuis tegen te werken. Zij hebben de wet, de aloude Torá van Mozes. Dat is genoeg. Jezus is niet de Messias. Met de wet is alles gezegd. Het inloophuis is voorlopig gesloten.

Tegelijk is God bezig. Want de voorganger en zijn vrouw worden in de stad aangesproken, zelfs door rabbijnen met vragen over wat ze doen, over Jezus en het Nieuwe Testament.

2. O, o, die Wet.

Wat had ook Paulus met zijn Joodse medebroeders veel te stellen. Hij had zelf een ijver voor de wet gehad, maar zonder verstand, zonder het inzicht van de Geest. Na zijn bekering en toen er heidenen tot geloof in de Here Jezus kwamen, kwam het verwijt als een boemerang naar Paulus terug: hoe kan het dat je vroeger zo voor de wet was (de geboden, voedselwetten, sabbat, besnijdenis), maar nu zo veranderd bent, nu preek je totale vrijheid: ‘geloof in de Here Jezus en je bent behouden’, nu doet de wet er opeens niet meer toe.

Zo klonken scherpe verwijten aan het adres van Paulus: ‘jouw theologie trekt Abraham en Christus zo dicht op elkaar, dat Mozes en de wet er compleet tussen uit vallen’. Inderdaad, als we goed naar Paulus luisteren legt hij dat verband. De wet is niet het uitgangspunt. Dat is de belofte. De belofte (aan Abraham) zegt: ‘je mag erbij horen, bij God en bij zijn volk’. Waarom? Omdat de Heere dat belooft en als je dat gelooft (als je de belofte omarmt), dan hoor je bij God en Zijn volk. Die belofte is aan Abraham gegeven en in Christus vervuld. God gaf de belofte aan Abraham en zijn nageslacht, lezen we in 3:16. Nageslacht. Enkelvoud. Zie je wel, zegt Paulus, dat moet wel verwijzen naar Christus die later komen zou.

En ook bij Hem gaat het om geloof. In Christus steekt God zijn handen naar ons uit. Hij biedt ons vergeving en genade en schenkt ons zijn liefde. Het enige dat God van ons vraagt is dat we ons in geloof in Zijn armen werpen. Dat we het evangelie aanvaarden en in Christus geloven. Het gaat dus om geloof. Net als toen bij Abraham, zo ook bij Christus.

Zo is Paulus op pad gegaan, onder de heidenen. Hij verkondigt het evangelie. Hij nodigt mensen uit de liefde van Christus te aanvaarden, en zo komen velen tot geloof. En de wet? Ja, dat is een goede vraag. Die speelt in de missionaire arbeid van Paulus geen grote rol meer. Niet de wet, maar de belofte. Niet de wet, maar Christus. Daar gaat het om!

Zo komt de vraag op, welke betekenis de wet dan nog heeft. En met alle verwijten die Paulus ontvangt, besluit hij zich te verdedigen en zijn visie op de wet te geven.

3. De Wet als tuchtmeester.

De wet is er later bijgekomen, zegt Paulus. De belofte was er eerst. De goedheid en genade van God waren het startpunt. De wet is er 430 jaar later pas bijgekomen. Waarom? De enige reden is, dat het niet goed ging met het volk Israël. God gaf de wet om het kwaad van ongehoorzaamheid en opstandigheid in te dammen. De wet kwam om het volk bij de les te houden. Om Israël te laten zien waar het God om te doen was.

Paulus gebruikt een beeld. De wet is een ‘leermeester’ (HSV); ‘tuchtmeester’ (SV). In het Grieks: een pedagoog. Maar je moet dan niet aan onze pedagogen denken. Dat zijn opvoedkundigen, die vaak ook begeleiding geven aan kinderen in een probleemsituatie. Pedagoog betekent letterlijk: ‘iemand die kinderen leidt’. In de tijd van Paulus was dat een slaaf. Iemand die aangesteld was om kinderen uit welgestelde gezinnen (Romeinen) naar school te brengen. Zo’n slaaf had de bevoegdheid om hardhandig op te treden, als dat nodig was. Ouders gaven hun kinderen zelden of nooit straf, dat deed de slaaf. Tegenstribbelende kinderen kon hij zo nodig een pak slaag geven. Als ze maar op school kwamen, op hun bestemming. Overal waar het kind ging, ging de slaaf met hen mee. Hij lette er op dat ze geen kattenkwaad uithaalden, en dat ze thuis de lesstof herhaalden. De slaaf zorgde voor de kinderen totdat ze de leeftijd van tussen de 14 en 17 bereikten. Dan nam de vader het over. Een kind werd mondig. Mocht zich nu zoon noemen, en het woord ‘vader’ in de mond nemen. De zoon kreeg volledige vrijheid, hij kreeg de sleutel van de deur.

Je kunt je voorstellen, dat sommige kinderen uiteindelijk blij waren, dat ze op school aankwamen. Dan waren ze van die kwaaie pier verlost. Met dit voorbeeld maakt Paulus duidelijk wat de betekenis van de wet was vóór de komst van Christus.

Al die tijd vanaf de komst van de wet tot aan de komst van Christus, lag Israël aan de ketting van de wet. Het was gebonden. Elke keer als er een overtreding was, of als Israël wilde weglopen, was daar het vingertje van de wet: ‘dat mag je niet doen!’ Zo hield de wet Israël gevangen. Ze wees aan wat niet goed was, maar kon tegelijk ook geen oplossing geven. Want wat kon je doen als je de wet niet kunt houden? Niets. Alleen vergeving vragen. Maar de Geest was nog niet gekomen.

Zo heeft de wet binnen Israël een functie gehad tot de komst van Christus. Dat is wat Paulus zegt in vers 24: zo is de wet onze leermeester geweest tot Christus. (We kunnen beter vertalen ‘tuchtmeester’, want Paulus ziet de wet in zijn negatieve functie). Nu het geloof gekomen is, zijn we niet meer onder de tuchtmeester. Let op het woordje ‘onder’. Onder de tucht, de dwang, de veroordeling. Nu Christus gekomen is, zit de taak van de tuchtmeester erop. Paulus bedoelt dat de geschiedenis een wending heeft genomen. Christus leert ons hoe we leven zullen. Hij is de hoogste norm van ons nieuwe leven. Als we Hem door het geloof kennen, mogen we als bevrijde mensen leven in Zijn licht.

4. Eerst je ellende kennen?

Maar nu komt het spannende. Paulus plaatst dus de wet van God in de weg die God met Israël gaat, maar wat de heidenen betreft, voor hen is de wet geen voorwaarde om tot Christus te komen. Voor hen geldt niet dat de wet een tuchtmeester is tot Christus. Het is voor de heidenen niet zo dat zij eerst door de deur van de wet moesten binnen gaan, om vervolgens bij het evangelie uit te komen.

Helaas is dat in onze traditie, het gereformeerd protestantisme, wel vaak het geval geweest. Eerst de wet en dan het evangelie. Kijk maar naar de insteek van de Heidelbergse Catechismus. De drieslag: ellende – verlossing – dankbaarheid. En de vraag: waaruit kent ge uw ellende? Uit de wet van God, is dan het antwoord. Hoewel in allerlei publicaties benadrukt is dat de volgorde geen rangorde is. Eerst ellende, dan verlossing, dan hopelijk dankbaarheid, maar dat God ook een andere weg kan gaan met mensen, is deze volgorde in de praktijk vaak wel normatief. Zeker in de behoudende kerken.

De volgorde van de Catechismus heeft ook een zekere logica. Als je je zonde niet kent, dan heb je de Here Jezus ook helemaal niet nodig. Hoe dieper je je zonde kent, hoe meer je besef dat je een zaligmaker nodig hebt.

Of in de woorden van de Engelse theoloog John Stott: ‘mensen kunnen de pracht van de parel niet zien, omdat ze geen idee hebben van de smerigheid van de varkenstal. Niemand kan ooit het evangelie waarderen, zolang de wet zich niet eerst aan hem openbaarde. Sterren schitteren pas tegen de inktzwarte nachtelijke hemel.

Ja, dat klinkt logisch, maar is dat ook de logica van het geloof en van de Bijbel? Is dat ook wat Paulus zegt? Kun je wat God specifiek aan Israël gaf (zijn wet), zomaar normatief stellen voor heidenen? Paulus doet dat niet.

5. God is de eerste

Want hoe is het bij Paulus allemaal gegaan? Is Paulus helemaal vastgelopen in zijn schuld, dat hij een Zaligmaker nodig had. Nee, dat kun je niet zeggen. Hij zat op een fout spoor, maar dat had hij zelf niet in de gaten. Pas toen Jezus zijn leven binnenkwam, met het licht van Zijn genade, toen begon het bij Paulus te dagen. Pas toen Christus zich aan hem openbaarde: ‘Ik ben Jezus die jij vervolgt’, toen werd het Paulus duidelijk dat hij fout zat. Jezus zocht Paulus op, niet omdat hij vast gelopen was in zijn leven, of omdat hij zo’n diep zondebesef had, maar Jezus zocht hem op op het ‘hoogtepunt’ van zijn leven. Hij kwam met zijn Genade eerst naar Paulus toe. En toen bleek pas hoe fout de apostel zat.

Zondekennis is het werk van de Heilige Geest. Pas als de heilige Geest in je leven bezig is, krijg je inzicht in wat fout is. Als de Geest je ogen opent voor wie Jezus is, als Hij je in aanraking met Jezus brengt, dan ontdekt je hoe fout je kunt zitten en wat er mis is.

Zo was het trouwens ook in Israël gegaan. Wanneer gaf God zijn wet? Voor of na de bevrijding. Erna. Pas nadat Israël door God uit Egypte bevrijd was. Toen pas. Niet eerder. Zo lezen we in Exodus 19 zo mooi: ‘Ik heb u op arendsvleugelen gedragen en bij Mij gebracht’. En dan gaat God spreken: Ik ben de Heere, die jullie bevrijd heeft. Dit zijn mijn geboden. Eerst de bevrijding. Eerst de ontmoeting en dan pas het gebod. De wet was onderdeel van de verbondssluiting. De wet krijgt zijn echte functie pas binnen een relatie. Want als er geen relatie is, is er alleen verharding en onbegrip.

Dus: God is de eerste. En daarbij, als we zo sterk benadrukken, dat we eerst onze zonden moeten kennen als voorwaarde, dan doen we het werk van de Here Jezus zeer tekort. Dan versmallen we de bijbelse boodschap.

6. Gods werk is breder dan vergeving

Want hoe wordt er in het Nieuwe Testament over Jezus heilswerk gesproken? Nou, met vijf beelden.

a. beeld van strijd. Mensen worden door de zonde en satan belaagd. Ze bevinden zich in het strijdperk van dit leven. Jezus heeft de overwinning behaald over de macht van de satan. Hij is gekomen om door satan gebonden mensen te bevrijden.

b. beeld van de rechtspraak. Wij mensen hebben de geboden van God overtreden. Daardoor staan wij schuldig tegenover God. Jezus is gekomen om de zonde te verzoenen en deze schuld weg te nemen.

c. beeld van relaties. Door de zonde is de relatie met God verstoord of zelfs gebroken. Jezus is gekomen om de gebroken relatie met God te herstellen. Zodat we Hem weer als onze Vader kunnen aanspreken.

d. beeld van gevangenis. Wij mensen zijn gevangen en zitten in het donker. Een wanhopige en troosteloze situatie. We zijn machteloos om ons leven te veranderen. Jezus heeft de deur van de gevangenis open gezet. De losprijs is betaald. We mogen naar buiten. Een nieuw leven als vrije mensen ligt voor ons.

e. beeld van het ziekenhuis. We zijn ziek, zwak en kwetsbaar door de zonde geworden. Jezus is gekomen om ons te redden en te genezen. Door zijn striemen is er voor ons genezing gekomen, lichamelijk, geestelijk. Christus is de gewonde heelmeester van Golgotha.

Vijf aspecten van het heilswerk van de Here Jezus. Het is zo rijk en zo omvattend, zo veelzijdig, dat je het niet in een begrip kunt vangen. Maar dit betekent dat je dus op verschillende manieren in aanraking kunt komen met het heil van God. Afhankelijk van je levensgang, de nood, de situatie waarin je je bevindt. Die rijkdom en veelzijdigheid is nu juist ook zo uniek. Want hoe je leven ook is, de Here Jezus weet altijd de juiste deur te vinden, om binnen te komen en je te helpen. Zonde en schuld zullen altijd in de relatie met God een rol spelen, maar ze zijn niet de enige ingangspoort voor het heil van God.

7. Jezus geeft ons de wet!

Ik keer even terug naar het thema van de wet. Want er is volgens mij nog een vraag die aan de orde moet komen. Misschien wel juist een vraag die bij u en jou leeft. Ja, dit is allemaal wel mooi, misschien wel waar wat u zegt, maar waarom lezen we dan elke zondag die wet nog steeds? De tien geboden als samenvatting van de wet, zijn die dan niet achterhaald. De wet was toch een tuchtmeester tot Christus? Maar als je Hem kent door het geloof, dan heb je die wet toch niet meer nodig. Anders loop je het risico weer in een wettisch leven terug te vallen. Wat betekent de wet dan voor ons, als we geloven?

Dat is een goede vraag. Laat ik het antwoord persoonlijk maken. Wat vertelt het evangelie mij? Dat Jezus de wet tot het einde toe vervuld heeft. De geboden die uitdrukking waren van de wil van God, die heeft Jezus gehouden. Hij is gehoorzaam geweest tot in de dood. En dat alles heeft Hij voor mij gedaan. Ik die de wet niet kan houden. Ik die zo vaak in overtreding ben. De wet die mij aanklaagt, als ik God niet gehoorzaam. Als ik mijn broeder of zuster niet werkelijk liefheb. Ik die zo vaak niet de minste wil zijn. Ik die zo vaak mijn eigen gang ga. De wet die mij daarom veroordeelt. Die zegt wat er in mijn leven allemaal niet op orde is. De vloek van de wet die op mijn leven ligt. Die vloek heeft Jezus gedragen.

En als ik door het geloof met Jezus verbonden ben, krijgt die wet opeens een heel andere betekenis. De wet herinnert mijn eraan, wat God belangrijk vindt. Elke keer als je kijkt in de spiegel van de wet, en bij jezelf denkt: Heer dit is wat u wilt, maar ik bracht het er niet goed van af, ik schoot te kort en je voelt je veroordeeld, dan mag ik de wijk nemen tot Christus en bij Hem rust vinden. Hij heeft de wet voor mij vervuld. En de veroordeling gedragen. Ik hoef niet meer met een kwaad geweten te leven. Ik hoef niet meer bang te zijn voor straf, voor de hel of het oordeel. Nee, dankzij Christus, mag ik leven in de liefde. Niet langer houden de geboden mij in toom, maar leidt de Geest van Christus mij en helpt Hij mij om in de liefde te wandelen. De liefde is immers de vervulling van de wet. Als we Christus navolgen en ons door de Geest laten leiden, doen we wat God van ons vraagt. (daarom in HC de wet als leefregel voor de dankbaarheid; mooie vondst!)

En als dan de tien geboden gelezen worden in de kerk, mogen we ze horen als beloften, vanuit Christus. Je zult niet meer doden en stelen en liegen. Je zult geen valse getuigenis spreken tegen je naaste, want je hoort bij Christus.

De tuchtmeester – ik kijk nog even naar die oude trouwe slaaf. En ik denk: ik ben toch dankbaar dat je er was. Niet als je me opjaagt en veroordeelt. Maar achteraf. Want je hebt me uitgedreven naar Christus.

Amen.