Werken aan je zaligheid (in coronatijd)!

Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
Werken aan je zaligheid (in coronatijd)!
Loading
/
Schriftlezing: Filippenzen 2:5-18 -
Datum: 17 mei 2020
Download PDF


Met betoon van Geest en kracht
Met betoon van Geest en kracht
Werken aan je zaligheid (in coronatijd)!



Loading





/

1. Vreemde titel?

Het is wel een vreemde titel voor de preek, vindt u niet: ‘werken aan je zaligheid in coronatijd’. Ik kan me voorstellen dat deze titel wel enkele vragen opriep.

– ‘Werken aan je zaligheid’, dat kan toch helemaal niet. Onze zaligheid, onze redding, is een werk van God. Daar kunnen wij helemaal niets toe bijdragen. U denkt misschien wel aan de woorden van Paulus in Efeze 2. Daar zegt de apostel: ‘Uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God’. Zaligheid is iets wat God werkt. Hoe kan dat iets zijn waaraan wij moeten werken? De titel van de preek klopt niet.

– En verder, wat heeft onze zaligheid, of het werken eraan, nu te maken met de tijd waarin wij leven? Ons leven dat nu zo gestempeld is door de coronacrisis. We zitten in een bijna lege kerk. Sinds half maart is heel veel in de kerk en in ons leven veranderd. En het einde van de coronacrisis is nog lang niet in zicht. Maar dat beïnvloedt toch niet onze redding? De zaligheid die wij van God ontvangen hebben, hangt daar toch niet van af?

Genoeg vragen om vanavond aan de orde te stellen. Maar ik kan u alvast zeggen, dat beide zaken – onze zaligheid en de tijd waarin wij leven – alles met elkaar te maken hebben. Ik zal een tipje van de sluier alvast oplichten. Paulus heeft het in vers 12 over onze zaligheid, onze redding, en een paar verzen later – in vers 15 – heeft hij het over de kinderen van God, de gelovigen, die schijnen als lichten in de wereld. Dat gaat over onze roeping in de wereld waarin wij leven. Voor de apostel Paulus hebben die twee thema’s: de zaligheid en onze roeping alles met elkaar te maken. Laten we onderzoeken hoe Paulus dit met elkaar verbindt en wat God door dit gedeelte heen ons wil zeggen.

2. Werken aan je zaligheid

Paulus zegt het zo in vers 12: ‘werk aan uw eigen zaligheid met vrees en beven’. En hij voegt er in een adem aan toe: ‘want het is God, die in u werkt, zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen’. Nou, dit is een van die teksten uit het rijtje moeilijke teksten uit de Bijbel, waar velen over zijn gestruikeld. Want aan de ene kant zegt Paulus, dat wij aan onze zaligheid moeten werken en aan de andere kant dat God het is die het willen en werken werkt. Hangt de zaligheid nu van ons mensen af of alleen van God of van beide. Verwarrend hoor. Bedoelt Paulus nu dat wij heel actief moeten zijn of juist dat God alles doet als het op onze redding aankomt?

Nu begrijpen we allemaal wel, dat Paulus een brief schrijft en geen dogmatisch handboek. Paulus geeft de gelovigen in Filippi geen dogmatische les over Gods verkiezing en onze menselijke verantwoordelijkheid, en hoe die twee zich met elkaar verhouden. Hij maakt deze opmerkingen midden in zijn brief. Haast terloops. De sleutel om deze verzen te begrijpen ligt in het begin van vers 12. Paulus begint dit vers met ‘daarom’. ‘Daarom mijn geliefden’. Daarom is een soort conclusie. Wat Paulus hier zegt staat in nauwe verbinding het voorgaande.

Afgelopen zondag stonden we stil bij de voorgaande verzen. Op een weergaloze wijze beschrijft de apostel hier de weg die onze Heiland is gegaan. Jezus die bereid was de heerlijkheid en majesteit van de hemel op te geven, om hier op aarde mens te worden en te sterven voor onze zonden. Jezus die de diepe weg van lijden en kruis wilde gaan om verloren zonen en dochters te redden en terug te brengen tot gemeenschap met de Vader. Het lied vertelt ook dat Jezus door de Vader is verhoogd, nadat Hij zijn heilswerk had voltooid en dat Hij na Zijn hemelvaart weer teruggekeerd is in de hemelse heerlijkheid. Maar het was vooral de weg van vernedering en zelfopoffering die Paulus de gemeente van Filippi voorhield. Laat die gezindheid – van de minste willen zijn, bereid om van je troon af te komen, om de ander voorrang te geven – de gezindheid van Jezus – in jullie zijn. Dat moest de gemeente horen, nu er verdeeldheid was ontstaan.

Maar dat appél, die oproep, vraagt natuurlijk om een concrete uitwerking. Zo komen we bij vers 12. Daarom mijn geliefden. Wat nu nodig is, dat jullie aan je eigen zaligheid gaan werken. Het Griekse woordje ‘werken’ katergazeinbetekent ‘uitwerken, toepassen’. Paulus spoort de gelovigen aan om het heil dat ze ontvangen hebben te gaan toepassen in hun eigen leven. Met andere woorden: dat ze er naar gaan leven. Daarom staat er in het opschrift boven dit gedeelte ook ‘aansporing tot heilig leven’.

3. Zaligheid in drievoud

We kunnen Paulus aansporing beter begrijpen als we kijken hoe het woord ‘zaligheid’ in het NT gebruikt wordt. Het woord ‘zaligheid’ wordt namelijk op drie manieren gebruikt: in de verleden tijd, dan gaat het over redding, gered worden op het moment dat we tot geloof komen, in de tegenwoordige tijd en dan gaat het over wat God bezig is te doen in ons leven, en over toekomende tijd, de zaligheid, in de zin van de heerlijkheid die ons wacht. Dat zijn drie componenten waaruit zaligheid bestaat.

Misschien kan een voorbeeld helpen. Deze week hoorden we het tragische nieuws van de bodysurfers die bij Scheveningen om het leven zijn gekomen. De wind en de stroming en algen zorgden voor een dikke laag schuim, die hen vermoedelijk fataal is geworden. Zwemmen op zee is niet zonder risico’s. Van tijd tot tijd horen we van mensen die wegdrijven en door een reddingsboot opgepikt moeten worden. Laten we ons zo’n situatie even voorstellen. Iemand is aan het zwemmen en wordt door de stroming meegenomen. Hij drijft zo ver in dat hulp nodig is. De reddingsboot wordt ingeseind door mensen op het strand. De boot rukt uit, komt langs zijn, men pakt de drenkeling, tilt hem in de boot en brengt hem naar de haven. Daar komt hij aan, kletsnat, rillend, met de schrik in de benen. Er wordt een warme denken om hem heen geslagen. En de drenkeling vertelt zijn verhaal. Wat er is gebeurt en hoe blij hij is met zijn redding. Het besef dringt al gaande weg door dat het ook heel anders had kunnen aflopen. Hij beseft ineens hoe kwetsbaar hij was en hoe kostbaar zijn leven is. Daarna gaat hij naar huis. Er is een warm welkom. Hij wordt met open armen ontvangen. Hij gaat douchen. Doet andere kleren aan. Er is de opluchting en de vreugde. Hij is gered! Hij is er nog.

Dit kleine verhaaltje maakt duidelijk dat redding gaat over het uit de zee gehaald worden, over het besef dat doordringt dat je gered bent en dat daarom je leven kostbaar is en dat je er in het vervolg heel zuinig over zult zijn en de thuiskomst, de verwondering en de vreugde.

In de dogmatiek gebruiken ze daar deze termen voor: rechtvaardiging, heiliging en verheerlijking. Rechtvaardiging: het beginpunt van je redding, dat je vrij wordt van de straf op de zonde. Heiliging: het leven als iemand die gered is en waar je met hulp van de heilige Geest vrijkomt van de macht van de zonde. En verheerlijking, het moment dat God je thuis haalt en je definitief vrij bent van de vervuiling, de smet van de zonde. Zij die door het geloof in Christus gerechtvaardigd zijn, moeten ook geheiligd worden en zullen eens deel krijgen aan de heerlijkheid. Een christen is gered en zal eens volkomen gered zijn. Daartussen ligt de heiliging en daar doelt de apostel op.

4. Leven als iemand die gered is

Werken aan je zaligheid is dus je redding van betekenis laten zijn voor je dagelijkse leven. Net als bij die drenkeling. Nu hij weer op de kant staat, beseft hij ten volle wat er gebeurd is. Als iemand zich niet over mij ontfermd had, was ik er niet meer geweest. Maar ik ben er nog, dankzij Mijn Redder.

Zo moeten we als gelovigen dus in het leven gaan staan. Vanuit een diep besef dat er een hoge prijs voor ons leven is betaald. Dat ons leven kostbaar is. Dat wij door genade kinderen van God mogen zijn. Dat er een blijvende dankbaarheid is ten opzichte van onze Redder. En ook: dat we niet op de oude voet verder moeten leven. Je redding uitwerken is, dat we bij alles wat we doen, ons afvragen: Heere, wat wilt u dat ik doe? Hoe kan ik u met mijn leven, mijn gaven en talenten, het beste dienen? Die vraag ligt ook voor de hand, want wij hebben ons leven aan Hem te danken. God wil geen luie christenen. Iemand zei eens’ God houdt er geen sierheesters op na, maar vruchtbomen’. Hij wil dat wij vruchtdragen. Dat ons leven tot Zijn eer is en tot heil van onze naaste.

Paulus zegt: werk aan je zaligheid met vrees en beven. Daar zit een besef in van ontzag voor God. Hij heeft zich in de Heere Jezus over mij ontfermd, dus heeft Hij recht op mijn leven. Ik kan als gelovige niet de kantjes eraf lopen. Ik kan nu niet langer slordig leven en God niet bij mijn leven betrekken. Dat deed ik vroeger, maar nu kan ik dat niet meer doen. Ik leef niet langer voor mij zelf maar voor Christus. Wat wilt u dat ik doe?

5. Niet in eigen kracht

Nu kan ik me voorstellen, dat u denkt of jij verzucht, maar zo leven, elke dag weer opnieuw, vind ik wel heel lastig. Iemand die gered is uit het water, zal in het begin nog wel veel over zijn redding praten, maar na verloop van tijd, gaat zijn leven verder en vervaagt de herinnering aan die dramatische redding. Zo is het leven nu eenmaal. Je kunt niet altijd op de toppen van je geloof leven. En: ik vind mijzelf zo vaak tegenvallen. Zo lauw soms. Ik word soms zo moe van mijzelf en mijn bezig zijn met het geloof.

Weet u gemeente, dat kan allemaal waar zijn, maar ik mag u bemoedigen. We hoeven het niet in eigen kracht te doen. Paulus voegt er in vers 13 aan toe: ‘dat God het is die het willen en het werken in ons werkt’. Het Griekse woord voor werken is hier ‘energein’, daar komt ons woordje ‘energie’ van. Paulus zegt: leef als een gered mens, want God is het die ons hiervoor de energie geeft. Zonder het te noemen denkt Paulus aan de Heilige Geest. God werkt door Zijn Geest in ons. Hij stuurt onze wil en bekrachtigt onze handen. Al in 1:6 sprak Paulus hier over: God is in ons een goed werk begonnen (dat ging over onze redding), en Hij zal het voltooien. Hij maakt af wat Hij is begonnen. Wij hoeven niet in eigen kracht aan de slag te gaan, maar mogen een beroep doen op de onuitputtelijke energiebron van de Geest. Wij mogen rekenen op kracht van Gods Geest. Wij mogen elke dag om die kracht ook bidden, om te kunnen doen wat Hij van ons vraagt.

Maar wat betekent dit alles nu voor de tijd waarin wij leven. Het tweede punt van het begin.

6. Als lichten in de wereld

Paulus legt in vers 15 de verbinding. Als gelovigen leven wij in een wereld die uit onbalans is. Te midden van een ‘verkeerd en ontaard geslacht’ schrijft hij. Met die beide woorden tekent Paulus de samenleving van toen. Letterlijk staat er ‘krom’ en ‘verdraaid’. Daar zit iets in, dat de wereld niet is naar Gods bedoeling. Wat recht is, is krom gemaakt. Dat gaat over de ethiek, hoe mensen leven en welke waarden zij erop na houden. Ethische keuzes hebben met het leven te maken, hoe je dat waardeert, hoe je er zorg voor draagt, aan het begin en het einde. Hoe mensen met elkaar omgaan. De impact van porno, alcohol, drugs, en geweld, fysiek en op sociale media. Hoe we seksualiteit beleven en hoe zuiver we met relaties omgaan. Hoe we zeker de laatste decennia omgaan zijn met de schepping, de dieren en het milieu. In zoveel opzichten heeft het virus van de zonde het leven hier op aarde aangetast. In veel opzichten hebben ons niet onderscheiden van mensen die niet geloven.

Het woord van de apostel is dan ook een dringen appél . Voor een radicale levensstijl die past bij onze redding. Jezus zegt, laat zo uw licht schijnen in de wereld, dat de mensen uw goede werken zien en de vader in de hemel verheerlijken. Als gelovigen zijn we bedoeld om licht te verspreiden, in een wereld die gevallen is, uit onbalans. Door het coronavirus is zoveel inmiddels veranderd. Mensen zijn stil gezet, beginnen soms vragen te stellen: is er niet meer? Is er hoop voor deze wereld? Is er hoop voor mij? Vertel eens, jij bent christen, uit welke bron leef jij? Laat je licht maar stralen. Spreek maar vrijmoedig van de hoop die je hebt. Want dat is waarover het licht gaat. De gelovigen zijn lichtdragers. We staan in het licht van Christus. We hoeven alleen maar door te geven wat we van Hem ontvangen. En hoe doen we dat? In kleine daden. In goede woorden. In omzien naar elkaar. In een luisterend oor. Een rondje boodschappen. Een kaartje of een kleine attentie. Een Zoom- of skypegesprek.

Een christen heeft van Christus geleerd om niet voor zichzelf te leven. Maar met Zijn ogen te kijken naar de mensen om ons heen. Laat zo je licht schijnen. Op je werk. Op school. In het ziekenhuis. Te midden van je vriendengroep. Daar maak je het verschil. Niet parmantig. Kijk mij eens even. Nee, van ons afwijzend naar Christus. Bij Hem moet je zijn. Zal ik voor je bidden? Hij weet raad.

Zo zijn we geroepen te leven. Net als de gelovigen in Filippi, in een levensstijl die past bij kindschap van God, die hoort bij iemand die gered is.

7. Gevoed door het Woord

Ik ga afronden. Paulus voegt een belangrijk ding toe, dat niet mag ontbreken. Hoe voorkomt je dat je licht gaat doven? Hoe voorkom je dat je je hoop verliest? Hoe voorkom je dat je je aanpast en niet anders meer bent? In vers 16 geeft de apostel het antwoord: door vast te houden aan het Woord van het leven! Denk bijvoorbeeld aan Psalm 1: de boom die vrucht draagt, staat gepland aan het stromend water. Hij wordt dagelijks gevoed. Dat gaat over iemand die vreugde vindt in het woord van God en zich erin verdiept, dag en nacht.

Met andere woorden: we kunnen het zelf alleen volhouden in deze tijd, als we dagelijks gevoed worden, door de prediking, door het Woord, door ermee bezig te zijn. Door ons aan de geboden en beloften van God vast te klemmen. Die woorden ten leven moeten we ons niet laten ontglippen. Wanneer we het Woord verliezen, dooft het licht. Dan kunnen we geen lichtdrager meer zijn. Dan zien de mensen om ons heen niet langer het licht van Christus in ons en door ons heen.

Dat is de aansporing vanavond: elke dag moeten we terug naar de Schrift om te horen wat God ons te zeggen heeft en ons leven daarnaar te richten.

Ik sluit af met het gebed, dat we eerder in de dienst zongen. Want dat lied heeft me de afgelopen week zo bijzonder geraakt.

Spreek, O Heer, door uw heilig woord,

Dat ons hart U hoort en verzadigd wordt.

Zaai uw woord, plant het diep in ons

En verander ons naar uw evenbeeld,

Zodat Christus’ licht in ons zichtbaar is,

Onze daden maakt tot getuigenis.

Spreek, O Heer en voltooi in ons

Wat uw hand begon tot uw heerlijkheid.

Amen.