Levend met Christus, om …

Schriftlezing: Efeze 2:1-10 - Romeinen 6:1-14
Datum: 19 mei 2019
Download PDF


1. Kun je dat meemaken? (introduction)

Het lied Amazing Grace dat we zojuist zongen is bij veel mensen bekend. Zelfs voormalig president Obama zong het lied tijdens de uitvaart van een zwarte dominee, die was doodgeschoten. In Charleston, juni 2015.

Het lied is afkomstig van John Newton, die betrokken was bij de handel in slaven. Op een dag komt het schip waar Newton vaart in een zware storm terecht. Bemanningsleden slaan overboord en als door een wonder overleeft hij de storm. Een diep besef dringt tot hem door, dat alleen God hem kan redden. Hij komt tot geloof, stopt met de slavenhandel en wordt later dominee. Het lied Amazing Grace gaat over zijn leven, en vooral over de vergeving die God hem schonk.

Genade, zo oneindig groot, dat ik, die ’t niet verdien het leven vond, want ik was dood en blind, maar nu kan ik zien. Het lied heeft iets radicaals. In scherpe verwoordingen spreekt Newton over zijn oude leven. Ik was dood en blind. Door de genade van God is daar verandering in gekomen.

Die felle tegenstelling is vaak eigen aan mensen, die een radicale bekering hebben meegemaakt. Het is vaak zwart – wit. Alles was fout, ik zat er totaal naast, maar nu is dat anders.

Een tegenstelling die we ook bij Paulus zien. Wij waren dood door overtredingen en zonden, het was helemaal mis met ons, we gaven gehoor aan de duivel, we volgden onze eigen wil, maar nu door de barmhartigheid en liefde van God zijn we tot leven gekomen. We zijn niet meer dezelfde als die we waren. Dood-levend. Ook weer zo’n radicale tegenstelling. Natuurlijk te begrijpen vanuit Paulus. De grote verandering die hij zelf heeft meegemaakt. Die kleurt natuurlijk wat hij hier schrijft. Dat kunnen we wel begrijpen.

Maar die radicaliteit, dat negatieve spreken over het verleden, dat schuurt ook. Tenminste dat denk ik. Want wij zijn niet zo geneigd om over ons verleden zo zwart-wit te denken. Wij denken meer in nuances, grijstinten. Als we terugdenken aan ons verleden, onze opvoeding, dan is er denk ik bij de meesten meer geleidelijkheid. Vroeger zei het geloof en de kerk me allemaal niet zoveel, ik ging wel mee naar de kerk en zo, zat op een christelijke school, maar meer ook niet. Gelukkig is daar wel verandering in gekomen. Door gesprekken met vrienden, met een clubleider. Door de belijdeniscatechese. Door een preek. Van geen of een beetje interesse, naar meer interesse, naar meer passie voor Jezus. Zo iets. Maar we spreken daar niet zo over in zwart-wit termen. Tenzij iemand een radicale bekering heeft meegemaakt. Dan snappen we het.

2. Radicale tweedeling (Page 1: trouble in the Bible)

(de gelovigen waren geestelijke dood)

Toch zou Paulus het daar niet mee eens zijn. In dit bijbelgedeelte is hij heel radicaal. Er loopt een scheidslijn door de wereld en door de kerk, en er zijn maar twee mogelijkheden: je bent dood of je bent levend. Dood of levend. Aan welke kant sta je? Zeg het maar. Dat is nogal wat! Waarom zo scherp? Wat is daar de bedoeling van? Dat is toch missionair helemaal niet vruchtbaar om zo naar mensen te kijken? Of ze dood of levend zijn? Waarom doet Paulus dat?

Eigenlijk is er maar één reden: Paulus zet de zaak bewust op scherp, omdat hij zo overweldigd is door de barmhartigheid en genade van God. Voor die genade wil hij een lans breken. Die genade is het hart van het evangelie. Daar is Paulus vol van. Maar je kunt het goede nieuws van de genade alleen maar helder zien tegen de donkere achtergrond van het slechte nieuws. En die donkere achtergrond schetst de apostel in de eerste verzen van dit hoofdstuk en die is samen te vatten in het ene woordje ‘dood’. ‘U die dood was’, zegt hij in vers 1. Dat gaat over de mensen die van huis uit niet gelovig waren, heidenen. Maar de apostel sluit zich in vers 3 als jood ook daarbij in. Jood en heiden. Hun leven zonder Jezus was een doods bestaan.

Wat bedoelt Paulus met ‘dood’? Als iemand is gestorven, dood is, kan hij niet meer reageren en antwoorden. Dat is wat Paulus hier bedoeld. Dood-zijn wil zeggen dat je doof bent voor de stem van Christus. Dood en leven zijn in de Bijbel relationele begrippen. Of we dood zijn dan wel of we leven wordt bepaald door onze verhouding tot God. Waar de verbinding, de band met God afwezig is, of verbroken is, zijn wij als mensen dood. Net zoals de verloren zoon uit de gelijkenis. Hij had tijden geen contact met zijn vader, maar toen hij terugkeerde en zijn vader hem zag, zei deze: ‘Mijn zoon was dood, maar is levend geworden’. Levend, omdat er weer contact was tussen de verloren zoon en zijn Vader. Dat is wat Paulus bedoelt. Zodra het contact met Jezus er is, is er leven en ben je in zijn ogen levend. Wanneer er geen contact is of het contact door ons verbroken, of wanneer we niet luisteren, dan zijn we van God uit dood. Dat wil zeggen: doof voor Zijn stem.

Zo waren de mensen in Efeze voor God. Dood. Levenloos. Zonder interesse in Jezus.

3. De oorzaak van doofheid (Page 2: trouble in the world)

(Mensen zonder Jezus zijn geestelijke dood)

Wat Paulus schrijft is best aangrijpend. Om mensen die niet geloven in Jezus te zien als dood. Geestelijke dood. Mensen die je goed kent misschien, die elke dag de trein nemen, gezellig op een terrasje zitten te eten, die naar de bioscoop gaan of een potje voetballen, ze zijn geestelijk dood als zij Jezus niet kennen. Dat schuurt. Toch? Het is nogal negatief gesteld. Misschien zijn ze wel belangstellend, heb je wel eens een gesprek met ze over het geloof. Om ze dan in de categorie van dood te plaatsen, dat is nog al wat.

Wat beweegt Paulus? Heeft het zin om zo over mensen binnen en buiten de kerk te spreken? De vraag stellen is hem beantwoorden. Paulus zet hiermee in, met deze negatieve woorden, om beter duidelijk te maken wat de genade precies inhoudt. Over die genade gaan we het zo hebben. Daar zegt hij drie prachtige dingen over. Maar eerst zegt hij drie dingen over het dood-zijn. En wat Paulus zegt helpt om het te begrijpen en het te kunnen voorkomen. Dat dood-zijn heeft met drie dingen te maken.

a. ongehoorzaamheid.

De levenswandel van de mensen in Efeze werd gekenmerkt door ongehoorzaamheid. De overtredingen en zonden van vers 1 zijn daar de vruchten van. Ze hadden dingen gedaan die tegen hun geweten ingingen. Ze hadden gedaan wat hun hart hen ingaf en zich niet laten gezeggen door de goden en ook niet door de God die de Schepper was. Zonder het te weten, waren ze hun eigen gang gegaan. Dat is het dus: dat je je eigen wil en gedachten gewoon navolgt. Je denkt daarin volledig vrij te zijn. Maximale vrijheid is immers doen wat je zelf graag doet, zonder je door druk van anderen of van wat men vindt te laten leiden. Toch waren ze minder vrij dan ze dachten. Ze werden gestuurd en gemanipuleerd

b.de aanvoerder in de lucht.

Ze waren niet alleen in de wereld, de duivel was er ook. Hij stimuleerde ze hun hart na te volgen. Hij stimuleerde ze om zich helemaal uit te leven. Om alleen aan zichzelf te denken. Ikke, ikke, ikke, en de rest kan stikke. Satan beïnvloedt de atmosfeer waarin wij leven. Hij laat een wind waaien die ons steeds verder bij Christus vandaan drijven wil. Hij is uit op kwaad en zal mensen proberen hiervoor in te schakelen. Te winnen voor zijn kwade plannen. Die invloed is onzichtbaar. De mensen hadden het niet in de gaten, maar ondertussen werden ze gemanipuleerd.

c. tijdperk van de wereld.

Er was ook de cultuur en de samenleving. De waarden en normen die er zijn. De mode, de haarstijl, de visie op het huwelijk en andere samenlevingsvorm, levensvisie, mentaliteit etc. Er ging druk uit van de omgeving om niet anders te zijn. Dat herkennen we wel. Druk om je niet aan te passen aan de culturele waarden, ook als die anders waren dan de waarden van thuis. En ja buiten de boot vallen is moeilijk. Zedeloosheid, ontucht, gemene woorden, ruzie, twist, overspel. Het mocht allemaal. Hoogmoed, trots, ambitie, bitterheid, jaloezie, wraakgevoelens. Etc. Niemand die je ook maar iets dwars zette.

Drie oorzaken van doofheid. De mensen in Efeze waren van huis uit ongevoelig voor de plannen van God. Ze leefden wel, maar waren dood, hielden zich doof voor de signalen van God. Ze hadden geen antenne voor de golflengte waarop God sprak. Ze waren doof voor de stem van de levende God. Het mobieltje stond uit. Het kon geen berichten meer ontvangen. En omdat ze met God geen rekening hielden, deden ze gewoon wat ze zelf graag wilden. Ze volgden de begeerten van het vlees. Ze waren vatbaar voor de heersende opinie. Zo had de duivel, de tegenstander van God hen in de greep. God sprak, maar niemand luisterde. God belde, maar niemand nam op.

4. Levend gemaakt (Page 3: the grace in the Bible)

(God heeft de gelovigen levend gemaakt)

Maar God … Hij zorgde voor de grote ommekeer. Hij liet het er niet bij zitten. Hij stuurde mensen naar Efeze toe. Apostelen die het goede nieuws kwamen brengen. Dat er een God is die ons geschapen heeft. Dat Hij ons liefheeft. Dat Hij een bestemming voor ons leven heeft. De mensen veerden op. Er is blijkbaar meer in dit leven dan wij voor mogelijk houden. Ja, zeiden de apostelen, luister, wij komen je over Jezus vertellen. Hij is het die je leven zin geeft. Hij heeft je lief. Je hoeft niet angstig door het leven te gaan. Er is er Een die je kent en weet wat je nodig hebt. Er is er Een die je werkelijk gelukkig kan maken en je vrede geeft. Ja, die boodschap vond weerklank. Er kwam iets van licht in hun donkere leven. De boze machten die hen omringden en die ze op allerlei manieren probeerden gunstig te stemmen, konden hen niet langer meer boeien. Ze hoorden van Jezus en zagen in Hem het Vaderhart van God kloppen. En terwijl ze luisterden, opende de Geest hun harten, voor de wijdse perspectieven van het evangelie. Dat ze Gods maaksel waren, en dat de Here Jezus gekomen was om ze nieuw leven te schenken.

Die boodschap raakte hun hart. Ze gaven zich gewonnen aan de Here Jezus. En werden als nieuwe ranken geplant in de wijnstok. Ze raakten verbonden met Jezus. Kregen hem steeds meer lief. En de Geest opende hun ogen voor plannen die God met hen voor had. Ze ontdekten dat waar zij een punt hadden gezet – dit is het dan dus, hier zal ik het mee moeten doen – God een komma zette. Door eenvoudig te luisteren naar het Evangelie begon de verandering. Zo eenvoudig is het. Wie luistert, wie de woorden van God een kans geeft, wie bereid is eigen oordeel even op te schorten, die kan het grootste geschenk van zijn leven ontvangen: een nieuw leven! God had een doel met hun leven. Zo beschrijft Paulus de verandering. Tegen over het dood-zijn, het doof-zijn voor de signalen van God, staat de levend making van God. Paulus vat de verandering in drie zinnetjes samen.

a. Ze zijn met Christus levendgemaakt.

De heilige Geest werkt zo in hun hart, dat ze ineens de stem van Jezus ging horen. De Geest activeerde hun geestelijke oren; ze gingen aandacht geven aan de woorden van God. Ze hadden altijd hun eigen boontjes gedopt; zelf de regie gehad over hun leven. Nu was daar opeens Iemand anders. Die alles van hen wist en hen toch liefhad. De levendmaking is een geweldige daad van God, waarmee doden de stem van de levende God gaan horen. De Geest opende hun hart voor de liefde van Jezus. Ze voelden de kracht van zijn liefde een vergeving hun leven binnenstromen. Nieuwe hoop, nieuwe moed, nieuwe kracht. Er gebeurde van binnen iets met ze, ineens vielen de schellen van hun ogen. Waarom heb ik aan God altijd voorbij geleefd. Waarom heb ik de fluisterstem van Hem weggeduwd, waarom de radio van mijn leven steeds weer op een andere golflengte gedraaid, omdat de muziek, de woorden me irriteerden. Zo kwam de Geest in de prediking mee en verbond de mensen krachtig met de Here Jezus. Zijn leven kwam in hen stromen. Zodanig dat ze met Paulus gingen instemmen: ‘Niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij’. Door Zijn Geest is Hij in ons hart gekomen. En heeft ons van binnenuit levend gemaakt.

Het is allemaal zo eenvoudig. De verandering begint met luisteren, met lezen van de Woorden van God. Alles begint met het horen van het Evangelie. De Heilige Geest stelt ons in het Evangelie voor aan de Here Jezus. Hij opent ons hart, zodat we oog krijgen voor Zijn liefde, genade en vergeving. Er groeit wederliefde in ons hart. Dan komt er een moment dat we zijn liefde gaan beantwoorden, en in Hem gaan geloven.

b. Met Christus opgewekt.

De beide termen die nu volgen zijn de uitwerking van de eerste term. Wie met Christus het leven is binnengegaan, deelt ook nu al in zijn opstandingsleven. Wat betekent het dat de gelovige opgewekt is met Christus? Opgestaan uit een leven dat getekend was door de zonde, de dood en de Duivel. Een leven waarin we doof waren voor de signalen van God en druk met onze eigen plannen. Opgestaan, wil zeggen dat dit achter ons ligt. Het bepaalt niet langer onze identiteit. Dat is wat Paulus bedoelt, en wat hij elders ook onderwijst. Denk aan de tekst waarmee we dienst begonnen: ‘Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen’. (2 Kor. 5:17).

Waaruit bestaat dat nieuwe dan? Je bent niet langer een kind van de toorn (vers 3), maar een kind van de Vader. Wie ben je? Ik ben vrijgekocht door de Here Jezus. Hij heeft voor al mijn zonden betaald. Door het geloof mag ik zeggen: ik ben van Hem. Hij is nu mijn Heer. Vroeger zat ik zelf op de troon of bepaalde de Duivel mijn leven. Maar dankzij Gods genade, ben ik een Kind geworden. Nu weet ik dat ik van Hem ben. Dat is wie ik ben. Dat is mijn identiteit. Ik ben met Christus levend geworden, en ik ben met Hem opgestaan uit mijn oude leven. Dankzij Gods kracht ontvang ik de kracht om op te staan tot een nieuw leven, onder de heerschappij van Jezus. Dankzij die kracht, kan ik zeggen: Ja, ik geloof dat God mij karakter kan veranderen. Ja, ik geloof, dat hij mijn huwelijksrelatie kan verbeteren. Ja, ik geloof dat ik kan groeien als vader of moeder in relatie tot mijn kinderen. Ja, ik geloof dat ik een betere collega kan worden. Niets is onmogelijk voor wie gelooft in God. Met de hulp van die Geest, tracht ik mijn gedrag, en mijn handelen af te stemmen op wie nu Heer is van mijn leven.

c. Hij heeft ons mede gezet in de hemel.

Ook dat – zegt Paulus – is onderdeel van de grote barmhartigheid van God. Het betekent dat Gods kinderen een eervolle plaats krijgen in de troonzaal van God. De gelovigen mogen weten dat God voor hen daar een plaats heeft bereid. Ze ontvangen de zekerheid, dat zij eenmaal bij Hem zullen zijn. Hij heeft als het ware ons plekje in de hemel gereserveerd. Dat kan niemand hen meer af pakken.

Dat betekent dat wij als gelovigen zeker mogen zijn van de eindbestemming. Die heeft namelijk niet zijn grond in ons leven, in wat wij van God ervaren, in de zekerheid die ik ervaar of voel, maar dit ligt vast bij God. Op grond van het heilswerk van Jezus geeft God mij – als ik mijn vertrouwen op Jezus stel – de belofte dat ik eenmaal bij Hem zal zijn. Dat mag mijn houvast zijn. Omdat God mij dat in het evangelie heeft beloofd. De belofte ligt buiten mij en daarom is ze zeker.

Een christen mag leven in dat vertrouwen. Dat maakt alles anders. Ik moest denken aan het volgende. Stel dat u naar een concert gaat, waar u de kaartjes bij de balie nog moet kopen. En u bent onderweg naar het concert, maar op de snelweg komt u in een file terecht. U komt veel te laat. De beste plaatsen zijn al verkocht. Misschien is er helemaal geen plek meer. Terwijl u in de auto zit voelt u de spanning en de stress. Zullen we het halen? Komen we op tijd? God wil niet dat u leeft in die spanning en in die onzekerheid. Dat je in je levensreis steeds zorgen maakt, als ik maar op tijd ben … Daarom heeft Hij u vooraf gereserveerde plaatsen gegeven, zodat u zich geen zorgen hoeft te maken, dat iemand uw plaats zult innemen, of dat u te laat komt. Wij mogen dus leven in het vertrouwen dat God een plekje voor ons heeft in het Vaderhuis. En dat alleen omdat u uw leven aan Jezus hebt gegeven, en Hij voor uw zonden heeft betaald. U heeft een gereserveerde plek.

Mag ik u dan vragen: Hebt u de Here Jezus lief? Heb jij je al aan Hem gewonnen gegeven? Je leven is zo kostbaar. God wil het graag in Zijn hand nemen. Mag ik de Heer van je leven zijn?

5. Om te dienen (Page 4: the grace in the world)

(God heeft ons levend gemaakt om Hem te dienen)

Ik ga afronden, In dit hoofdstuk proeven wij de verwondering van Paulus. Maar God … Hij is zo overweldigend goed voor mij geweest, en voor jullie Efeziërs, en wij luisteren mee, en kunnen niets anderen dan het beamen, ja ook voor mij bent u goed geweest. Ik die het niet verdiende, ik die blind was en dood, heb genade gevonden. Amazing grace.

God zette geen punt, maar een komma. Dat evangelie is zo mooi en zo rijk, dat mag iedereen weten en horen. Hoe dingen in hun leven ook geweest of gegaan zijn. God is de God van een nieuw begin, van nieuwe hoop, van nieuwe kracht.

Maar juist omdat God een komma zet, gaat het verhaal wel verder. Wie eenmaal door Gods Geest is aangeraakt, zal als het goed is ook maar een verlangen en een passie hebben, namelijk: om Hem te dienen alle dagen van mijn leven. Om te wandelen in de dingen die niet ik, maar Hij heeft voorbereid. Door elke dag te luisteren naar Zijn stem.

Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen, die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.

Wat een voorrecht om deze God te mogen dienen. Dankzij Jezus. Geprezen zij Zijn naam. Ere aan de Vader, aan de Zoon en aan de Heilige Geest. Amen.